Categoriearchief: Coaches

Werk niet aan jezelf

Zelfacceptatie gaat samen met zelfontwikkeling

'Werken aan jezelf'? Doe het niet. Zelfontwikkeling en persoonlijke groei is namelijk helemaal geen 'werk'. Sterker nog: als je hard aan de slag gaat om iets aan jezelf te verbeteren of repareren, is er alle kans dat je het erger maakt: al je aandacht gaat naar het verbeterpunt, met als gevolg dat je erop gefixeerd kunt raken (het boemerang-effect)

Zelfontwikkeling en -verbetering ontstaat juist makkelijker wanneer je jezelf accepteert. Daarbij kunnen mindfulness en zelfreflectie een rol spelen: door je eigen gedrag, gedachten en gevoelens te observeren (zonder ze anders te willen maken dan ze zijn), kom je vanzelf tot ontwikkeling. Je werkt aan jezelf als je probeert te ontdekken wat er precies gebeurde op de momenten dat je niet mindful was.
 
Het lijkt raar dat je tot ontwikkeling komt juist door jezelf te accepteren. Logisch zou immers zijn dat je niet meer hoeft te veranderen als je jezelf neemt zoals je bent. Toch heb ik in eigen onderzoek een sterk verband gevonden tussen zelfacceptatie en zelfontwikkeling: mensen die zichzelf accepteren zoals ze zijn, hebben óók een sterke behoefte aan groei, zichzelf ontplooien, nieuwe kanten aan zichzelf ontdekken.
 

Drie psychologische basisbehoeften

Volgens de self-determination theorie van Deci en Ryan zullen mensen vanzelf groeien en zich ontplooien wanneer drie psychologische basisbehoeften zijn vervuld:
  • verbondenheid met anderen
  • bekwaamheid, het idee dat je iets kunt
  • autonomie, je eigen keuzes kunnen maken
Vervulling van deze drie behoeften is als het water voor een plant: het is nodig om te groeien. Als deze behoeften zijn vervuld, dan zal die groei ook vanzelf plaatsvinden. Daar hoef je niet aan te werken.
Waar je wel aan moet 'werken', in de zin dat je je hoofd erbij moet houden, is dat je erop let dat je genoeg water krijgt – en niet iets anders!
 
Is een van de basisbehoeften niet bevredigd, dan ontstaat onbehagen en zoeken mensen instinctief een oplossing. Die wordt vaak in de verkeerde richting gezocht. Wanneer bijvoorbeeld de behoefte aan het gevoel van bekwaamheid onvoldoende wordt vervuld, kun je daarop reageren door meer te willen verdienen, hogerop te willen klimmen, meer status te verwerven. Je kiest dan voor de quick fix: een snelle manier om het onbehagen weg te nemen: ‘Zie je wel, ik ben heel goed want ik verdien meer dan de buurman’. Maar op termijn werkt het niet, doordat de behoefte waar het eigenlijk om ging – in dit geval bekwaamheid: goed zijn in wat je doet, je talenten gebruiken en ontwikkelen – niet wordt bevredigd. Je werkt bijvoorbeeld in een functie die niet bij je past.
 

Vissen in de verkeerde vijver

Een ander voorbeeld: soms zitten mensen de hele dag op sociale media om connecties en 'vrienden' te maken, hoe meer hoe beter; of ze zijn voortdurend op jacht naar nieuwe seksuele veroveringen, terwijl hun onderliggende behoefte aan verbondenheid niet is vervuld.
 
Als een basisbehoefte niet is vervuld kan dit soort substituut-gedrag tijdelijk verlichting geven, maar de voldoening van het resultaat zal snel weer wegebben. Dat komt doordat je in feite in de verkeerde vijver zit te vissen. Daardoor kun je nooit echt ontspannen.
 
Op die manier komt er een troebel prutje in je psychologische  gieter, dan heb je alsmaar méér nodig. Let er dus op dat je je gieter in de goeie vijver hangt; de rest gaat vanzelf.
 

Levenslessen

Vriendschap is waardevoller dan goede raad

Je bent vast, net als ik, ooit in je leven weleens niet zo lekker bezig geweest. Zeuren, slachtofferig doen, ruzie zoeken, doormodderen in een baan die je niet ligt, of in een relatie met een m/v die het met de moraal of de loyaliteit niet zo nauw neemt. Ik noem maar wat.

Als je dat soort dingen hebt gedaan, en als het nu weer over is, dan weet je dat het soms tijd kost voordat je inziet dat je bent verdwaald. Ik bedoel écht inziet, tot in het diepst van je vezels en je hart – want vaak kun je het wel bedénken maar het voelt anders, en de behoefte ermee door te gaan is sterker. Je moet eerst de dingen zien zoals ze werkelijk zijn, en verantwoordelijkheid nemen voor je eigen aandeel.

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het inzicht sijpelt heel langzaam naar binnen, soms is er opeens een helder moment, maar evengoed heb je de volgende dag weer een terugval. In een hopeloze liefdesrelatie werkt het zelfs een beetje als een heuse verslaving. Een junkie doet alles, inclusief anderen en zichzelf voor de gek houden, om de ongezonde gewoonte voort te kunnen zetten. Mensen die verliefd zijn op de verkeerde doen dat vaak ook. Vaak besluiten ze vol goede moed er een punt achter te zetten, maar in een zwak moment vallen ze weer terug en begint alles van voor af aan. 

Dan zeg je tegen je vriendinnen dat het "nu allemaal anders" is omdat je de ander nu doorziet en weet wat je doet. Zij zien met lede ogen aan hoe je aan het klooien bent en proberen je tot inkeer te brengen. Goede raad is vaak helemaal niet duur, de wereld is vol van levenswijsheid immers, maar het heeft vaak geen enkel effect.

Uiteindelijk moet ieder mens toch zijn eigen fouten maken. Je leert van het leven, niet van de woorden van anderen. Je moet helemaal zelf je gat branden en keihard op de blaren zitten, zinken tot aan de bodem. Dat betekent, vanuit de goedbedoelende vriend(in) bekeken, dat het zinloos is op iemand in te praten dat het anders moet, of iemand te helpen de waarheid onder ogen te zien. 

Er is een natuurlijk tempo waarin inzichten indalen. Je kunt niet werkelijk zien waar je in zit totdat je eruit bent. Anderen zien het wel, zij zitten er niet in immers, maar er is niet veel wat ze kunnen zeggen waardoor je opeens wakker wordt. Ze staan erbij en kijken ernaar: een trein die in z’n eigen tempo doordendert. Je praat erover want je zit ermee, en je doet alsof dat verschil kan maken. Maar het is hooguit fijn dat je je ellende kunt delen met anderen en je gesteund voelt. Dat is het enige wat vrienden voor elkaar kunnen doen. Dat is niet niks, overigens. Accepteren dat die trein gaat zoals ‘ie gaat en de ander hoe dan ook steunen; de scherven oprapen van het servies dat die ander telkens zelf stukgooit. Dat is veel moeilijker dan uitleggen hoe jij het ziet, en waarom het anders moet, en hoe. Moeilijker, en van meer betekenis en meer wijsheid.

 

Coaching

Wie wordt er coach en waarom?

Steeds meer werknemers hebben een coach. Er zijn coaches voor carrièreplanning, re-integratie, mobiliteit, start-up, talentontwikkeling; voor zingeving, stress, lifelife-work-balance, starters, moeders, er zijn wandelcoaches, engelencoaches en godinnencoaches. 

Vanuit de wetenschap is helaas moeilijk te zeggen of dit een zinvolle besteding van geld en tijd is: degelijk onderzoek naar de effecten van coaching is zeldzaam, en de variatie is zo groot dat er ook geen beginnen aan is. 

De ene coach is een natuurtalent, de andere een prutser. De een werkt evidence-based, de ander doet dingen waar wetenschappers van huiveren, zoals aura’s lezen, chakra’s helen of mensen naar vorige levens brengen. Praten met de buurvrouw kan even effectief zijn, en niets doen trouwens ook, want uiteindelijk verandert alles vanzelf: als je klem zit en je gaat gewoon door met leven, gaat het meestal ook wel over.

Executive coach

Het rendement van coaching wordt nog verder vertroebeld door het placebo-effect: het pure feit dat je iets doet en er energie in steekt, leidt ook al tot verbetering. Hoe duurder de coach, hoe sterker dit effect. In die zin is het een voordeel dat coaches duurder zijn dan psychotherapeuten, die slechts zo’n 80 euro per uur kosten en vaak zelfs vergoed worden door de aanvullende verzekering. Als je dan ook nog bedenkt dat therapeuten vaak afgestudeerd psycholoog zijn, dus een erkende opleiding hebben, terwijl jan en alleman zich coach mag noemen, is de populariteit van coaching merkwaardig.

Misschien klinkt het gewoon beter: heb je een therapeut, dan ben je een sneu geval, maar heb je een coach dan ben je Iemand. Nog mooier is een executive coach; die zijn ook nog eens heel duur. Vanuit de coach bekeken is dit een lucratieve tak van sport, want je kunt exorbitante uurtarieven vragen (hoe duurder, hoe meer je jezelf neerzet als supercoach, voor alleen de allerhoogste bazen), en verder hoef je niet veel te doen. Want executives willen toch vooral een beetje voor zich uit praten, mopperen op collega’s in de boardroom, en mijmeren over hun nieuwe maitresse; dat zijn de onderwerpen die ze met hun coach bespreken omdat het met de mede-executives niet kan. Maar moeten ze echt iets belangrijks doen, dan sparren ze met een collega-big-shot; dan hebben ze niks aan zo’n eenpitter met een cursus NLP op zak die nog nooit een bedrijf van binnen heeft gezien.

Levenservaring

Zowel voor coaching als therapie geldt dat het meer positieve effecten heeft als er een goede klik is met cliënt. Het is zeker niet gezegd dat je met een wetenschappelijke opleiding een betere coach bent. Maar veel mensen denken dat ze met enkel hun  levenservaring iets te bieden hebben als coach, en die gedachte schreeuwt om zelfrelativering.

Ik heb nogal eens coaches gehoord die zeiden: ‘Ik ben door een crisis gegaan, toen heb ik zelf coaching gehad en ontdekt dat het mijn passie is om anderen te helpen.’ Ik word altijd wantrouwend als mensen tijdens een coachingstraject ontdekken dat coaching hun ware roeping is. Dat kán gewoon niet kloppen: nooit ontdekken ze eens een andere roeping; ontwerper, reisleider, paardenfluisteraar, of zoiets. En nooit zeggen ze (wat nou echt van levenswijsheid zou getuigen): ‘Ach, laat anderen maar gewoon leren van het leven, in hun eigen tempo, op hun eigen manier.’

Ik verdenk deze mensen ervan dat ze onbewust hun ego wat willen oppeppen. In de rol van coach ben je degene die snapt hoe het leven in elkaar zit, je hebt kennis en ervaring. Cliënten geven je royaal erkenning voor die wijze rol; ze willen immers geen coach die zelf ook maar wat aanmoddert net als wij allemaal. Zo bezien doen die klanten goed werk voor je ego; maar wie coacht er nou eigenlijk wie?

Van dagdromen naar doen

Advies bij goede voornemens

Psychologen zeggen: er is een zwakke relatie tussen intentie en gedrag. In gewoon Nederlands: er komt vaak weinig terecht van goede voornemens. Hoe komt dat? Waarom is het zo moeilijk iets te doen waarvan je zelf hebt besloten dat je het wílt?

Een belangrijk probleem is dat mensen te veel gericht zijn op het doel en te weinig op de weg er naartoe. We hebben ten onrechte het idee dat we al half op weg zijn als we onszelf eenmaal een doel hebben gesteld, een target. Ja, als we concrete doelen stellen (aan het eind van dit jaar weeg ik 20 kilo minder; in 2050 stoten we 49% minder uit) líjkt het voornemen menens. Maar niets is makkelijker dan targets stellen. Een kleuter kan het. Een kleuter kan dagdromen over het beoogde doel. Maar onderzoek wijst erop dat dit geen stap dichterbij komt zonder concrete actieplannen en bindende afspraken – met jezelf, of (in een organisatie of in de politiek) met elkaar.

Positief denken

Positief denken kan goed zijn voor de inzet, maar het gevaar is dat mensen blijven hangen in fantasieën en dagdromen. Onderzoekster Gabriele Oettingen noemt dat indulging: denken aan hoe fijn het is als de droom verwezenlijkt is, niet aan wat er fout kan gaan. Uit haar onderzoek bleek dat indulgers met goede voornemens de laagste kans op succes hebben. Ze nemen vaak verkeerde beslissingen, doordat ze de negatieve gevolgen onvoldoende in beeld hebben. Of ze komen überhaupt niet tot actie. Ze hebben bijvoorbeeld positieve fantasieën over hun toekomstige baan, maar ze solliciteren minder en verdienen uiteindelijk ook minder dan somberaars.

Is negatief denken dan beter? Nee: dan blijf je óók zitten waar je zit, doordat je blijft malen over hoe slecht de situatie is en hoe ver je verwijderd bent van waar je naartoe wilt. Wat wél werkt is een derde strategie: mental contrasting. Hierbij haal je eerst je droom voor de geest: wat wil je voor elkaar krijgen, hoe ziet het eindresultaat eruit? Vervolgens denk je aan de realiteit, en aan het contrast met je droom. Dit is een stuk minder prettig maar het is een noodzakelijke tweede stap: hierdoor word je realistisch en ga je overdenken wat er nodig is om de kloof van realiteit naar fantasie te overbruggen. Contrasters denken meer concreet over wat voor actie ze moeten ondernemen en welke belemmeringen ze moeten overwinnen. Ze maken als-dan-plannen: als ik op een feestje kom met lekkere hapjes, zal ik mezelf eraan herinneren waarom ik wil afvallen; als ik wil hardlopen en het regent, ga ik naar de sportschool. Ze committeren zich aan hun doel: ze beschouwen het als een contract met zichzelf waar ze zich aan willen houden. Dat geeft een ‘kom op, aanpakken’-gevoel; een extra energie die zelfs fysiek meetbaar is, en die ze gebruiken om er harder aan te trekken als het tegen zit.

Het wetenschappelijke advies voor iedereen met goede voornemens, inclusief het kabinet: maak het concreet. Kijk eerlijk naar je eigen track record en bedenk een specifiek plan om de oorzaken van je eerdere falen weg te nemen. Dagdromen is fijn, maat het is niet de manier om je dromen werkelijkheid te maken.

 

Onenigheid

Als verschil van mening lelijk wordt

We zijn het geregeld met elkaar oneens, zelfs over harde feiten – hoe je ze interpreteert, waar je ze mee vergelijkt en of alternatieve feiten ertoe doen. Ieder ziet zijn eigen visie op de werkelijkheid als een betrouwbare afspiegeling van de werkelijkheid ‘daar buiten’.

Bij al onze meningen en opvattingen gaan we er vanuit dat we het zo zien omdat het zo ís. Als een ander het anders ziet, moet dat dus wel komen door een gebrek of vertekening van die ander. Logisch, want als we zouden aannemen dat het gebrek bij onszelf zit, zouden we tot een andere mening komen. We hebben onze meningen juist omdat we denken dat ze kloppen. Als we dat niet dachten hadden we wel een andere mening. Het kan dus niet anders dan dat iemand met een andere visie iets over het hoofd ziet. Die is bijvoorbeeld slecht geïnformeerd, of dom, vooringenomen, partijdig, of wordt beïnvloed door eigenbelang of door een persoonlijke ervaring.

Als gevolg van dit beeld is het bij een verschil van inzicht vaak moeilijk er samen uit te komen, nog los van de ego-gedreven wens om hoe dan ook gelijk te hebben. Als die ander zo vooringenomen of onwetend is, heeft het geen zin om samen om de tafel te gaan zitten, relevante informatie of argumenten uit te wisselen, je standpunt uit te leggen, om te kijken of je tot overeenstemming kunt komen. Immers, met die ander valt niet te praten.

Zie je de ander als partijdig en vooringenomen, dan zul je de oplossing eerder zoeken in strijd en strategie. Bijvoorbeeld een autoriteit erbij halen. Of medestanders zoeken, of met veel bombarie roepen dat je de meerderheid aan jouw kant hebt, en dat de ander dus beter kan inbinden als hij niet heel raar wil overkomen. De ander in diskrediet brengen (“hij speelt een vies spelletje”) of de oorzaak van zijn visie aan een persoonlijk gebrek wijten (“hij reageerde toen ook zo gevoelig, misschien een hang-up”) zodat zijn standpunt minder geloofwaardig wordt.

Hoewel dit gedrag het meest zinnige lijkt wat je kunt doen bij iemand met wie niet te praten valt, betalen we er een prijs voor. Het heeft tot gevolg dat we door de opponent worden gezien als vooringenomen en subjectief, zo lieten sociaal-psychologen zien in een reeks experimenten. Ook dat is logisch, vanuit die ander bekeken: als je dit soort trucs nodig hebt om je gelijk te halen, dan hoor je niet tot redelijke, open-minded mensen. Dan heb je je vastgeklampt aan een hopeloze zaak. En dus zal die ander ook weer geneigd zijn de oplossing te zoeken in strijd en stategie. Zo ontstaat de welbekende spiraal van escalerend conflict en gaat ook ons deel van de wereld er steeds meer uitzien als een strijdtoneel.

Om dit te voorkomen, moet je terug naar het begin. Zodra je gaat zien dat jouw visie ook maar een gevolg is van jouw verwachtingen, ervaringen, verlangens, angsten, doelen en behoeftes, geeft dat een zee van ruimte. Er hoeft er maar één de wijste te zijn, want hiermee doorbreek je de spiraal. Je komt over als redelijk en als iemand bij wie het de moeite loont samen te werken, te overleggen en ideeën uit te wisselen.

Goede voornemens

Verander je omgeving, verander jezelf

In de Top 10 van goede voornemens‬ zien we elk jaar ongeveer hetzelfde rijtje terug. Als die voornemens echt werden uitgevoerd, zou je dat dan verwachten? Dat lijkt me niet. Stel je voor dat je je ieder jaar voorneemt om af te vallen en het ook doet... dan blijft er niet veel van je over. Heb je ook goede voornemens? Neem jezelf dan nu eens serieus en zorg dat ze volgend jaar niet meer op je lijstje terugkeren! Het verschil tussen wie je bent en wie je wilt zijn is… wat je doet. Hier wat valkuilen en tips om van woorden tot daden te komen. Als je eenmaal snapt hoe het werkt is het makkelijker dan je denkt.

‘Deze keer ben ik écht gemotiveerd. Dus nu gaat het lukken!’ zeggen we. Toch blijkt dat we in het algemeen hooguit 30% van onze plannen en goede bedoelingen tot uitvoering brengen. Van de nieuwjaarsvoornemens wordtslechts zo’n 17% gerealiseerd, stelt ING op basis van haar jaarlijkse peiling.

We hebben het gevoel dat onze motivatie bepalend is en dat het daarom ‘nu echt’ gaat lukken. Een grote valkuil, want in feite spelen de omstandigheden een doorslaggevende rol. Hoeveel geld we uitgeven, hoe gezond we eten, hoeveel we roken en drinken, hoeveel beweging we nemen: het wordt allemaal nauwelijks bepaald door onze intenties, en veel meer door de omstandigheden en de mensen om ons heen. (Het plaatje van Michelangelo's David illustreert dat heel mooi!) Zo kan bijvoorbeeld het voornemen om gezonder te leven makkelijk verknald worden door je jarige collega (daar gaan we weer: taart!), tijdnood (dus geen tijd om goed te koken of om de fiets te nemen), andere mensen en sociale druk (feestje, ‘doe niet zo ongezellig’, nou oké ‘alleen vandaag dan’), verleiding (restaurant, bakker, ‘hmm dat ziet er lekker uit, morgen doe ik weer gezond’) en tal van andere obstakels die te onbenullig lijken om je nobele streven in de weg te staan, maar dat evengoed wel doen.

We zien onszelf als autonoom en niet erg beïnvloedbaar. ‘Daar ben ik toch zeker zelf bij’, zeggen we. Het slechte nieuws is dat dit niet echt klopt. Alle miljarden die fabrikanten uitgeven om ons te beïnvloeden – aan reclame, aan automaten en schappen waar hun producten voor het grijpen liggen, aan de juiste kraak en smaak van een zoutje waardoor je blíjft eten: het is echt geen weggegooid geld. Het werkt, ook bij mensen die dat ontkennen.

Maar als je dat eenmaal beseft is er ook goed nieuws: als de omstandigheden en de mensen om ons heen zoveel invloed hebben, moeten we domweg de invloeden waaraan we bloot staan beter regisseren. Verander je je omgeving, dan kan het beoogde gedrag daarna soms zelfs min of meer vanzelf gaan. Een voorbeeld: alle gedrag is besmettelijk, dus mensen eten meer in gezelschap van anderen die veel eten; voor drinken geldt hetzelfde. Je moet dus één keer een daad stellen die moeite kost (niet meer eten of gaan stappen met die vrienden die er wel pap van lusten), zodat je voor jezelf een andere omgeving creëert. Die nieuwe omgeving gaat je helpen je voornemen te realiseren, let maar op! 


Hieronder staan enkele voorbeelden op het gebied van twee klassieke nieuwjaarsvoornemens: minder eten en minder stress. Meer informatie, praktische tips & oefeningen vind je in Je bent wat je doet

Minder eten

  1. Koop kleinere borden: In een onderzoek bleek dat mensen die een groot bord kregen 52% meer eten opschepten, 45% meer aten en maar liefst 135% meer eten verspilden. We lijken onbewust een soort vuistregel te hanteren dat een bepaalde proportie van het bord vol moet zijn, en houden er te weinig rekening mee dat we die proportie moeten aanpassen bij grotere of kleinere borden.
  2. Zet minder volle schalen op tafel en minder verschillende soorten eten: mensen gaan vanzelf minder eten als er minder variatie is.
  3. Zet ongezonde snacks op een moeilijk bereikbare plaats. Slanke mensen blijken minder eten in huis te hebben en bewaren het op plaatsen waar je het niet steeds ziet. Dikkere mensen hebben juist vaak snoep en snacks binnen handbereik, het ligt vaker in kamers waar ze vaak komen, tot aan de slaapkamer toe. Onderzoek in de VS liet ook zien dat werknemers kilo's aankomen enkel en alleen door snoepen op het werk, waar snoep vaak ergens in het blikveld ligt. Dus waar je ook bent, op kantoor of in de slaapkamer, zorg dat lekkernijen niet zichtbaar uitgestald liggen.
  4. Eet niet aan je bureau of tijdens het werken; maak er tijd voor en ga aan de eettafel zitten. Nederlandse onderzoeksters toonden onlangs aan dat mensen minder proeven als ze druk bezig zijn: ze maakten hun drankjes zoeter en hun crackers zouter. Ook drukke muziek lijkt de smaakbeleving te dempen. Je kunt dus beter proeven als je je niet tegelijkertijd iets anders aan het doen bent, en dan heb je vanzelf minder suiker en zout nodig.
  5. Probeer te eten samen met slanke mensen of mensen die gezonde eetgewoontes hebben.
  6. Zet Tetris op je smartphone of laptop en ga het spelen als je zin krijgt om te eten/snoepen. Onderzoekers hebben laten zien dat dit de aandacht verzet, doordat het je werkgeheugen belast. Er is dan geen ruimte meer om te denken aan datgene waarnaar je hunkert, en dan gaat het vanzelf over. 

Minder stress

  1. We voelen ons rustiger en minder gestrest als we minder tijd besteden aan mail en sociale media. Check je mail maximaal 3x per dag: mensen die dit in een onderzoek deden hadden minder stress en hun welbevinden ging omhoog (ondanks het feit dat het de meesten niet helemaal lukte om onder het maximum te blijven: het werd gemiddeld 4,5 x per dag). http://nymag.com/scienceofus/2014/12/de-stress-check-your-email-less.html
  2. Zet pushberichten op je smartphone uit: via instellingen en dan het schuifje ‘berichtgeving’ uitzetten.
  3. Kijk alleen op Facebook wanneer jij het wilt: zet meldingen uit (zie https://www.facebook.com/help/251803581597761/)
  4. Beperk je internetgebruik met behulp van apps en programma’s zoals Freedom, die de toegang tijdelijk blokkeren of vereisen dat je eerst je computer opnieuw opstart, of door ’s avonds WiFi uit te zetten.
  5. Ga buiten de stad wonen: veel mensen, veel geluiden en een hoger leeftempo maken je gestrester en gevoeliger voor spanning.
  6. Ga om met mensen die een ontspannen leven leiden met weinig stress.

Lekker belangrijk

 

Wie coacht wie eigenlijk?

Een persoonlijke crisis kan louterend werken. Als je op de bodem bent, kom je in contact met de diepere lagen van jezelf en de wijsheid daarvan. Mensen kunnen zelfs het roer omgooien, omdat ze gaan beseffen wat hun echte roeping is. Prachtig. Maar toch: misschien ben ik te cynisch, maar waarom is die roeping zo vaak iets op het gebied van ‘andere mensen helpen’ en ‘de inzichten delen die ik nu heb’?

Mensen die besluiten coach of therapeut te worden, waren vaak eerst zelf cliënt. Opkrabbelend uit hun crisis ontdekten ze dat dit is waar hun hart ligt. Natuurlijk, na een moeilijke periode zoek je naar nieuwe zingeving, en ik geloof best dat je dan beter luistert naar de roeping van je hart. Maar ik geloof er helemaal niks van dat bij zo onevenredig veel mensen die roeping toevallig is dat ze anderen moeten coachen en counselen.

Wat hierbij meespeelt, vermoed ik, is dat je jezelf groter maakt door in de rol van helper te stappen. Je bent niet langer degene die een ander nodig heeft: je bent nu zelf degene die weet hoe het leven in elkaar zit. Dat gevoel van superioriteit kan onbewust ten grondslag liggen aan de drive om anderen te helpen op hun levenspad.

Zo zijn de rollen verdeeld: de cliënt is even de weg kwijt, en de coach weet hoe het moet. Zelfs al laat ie dat niet al te nadrukkelijk blijken, zelfs al zegt ie ‘we doen het samen’, het is toch steeds impliciet dat de coach iets weet wat de cliënt niet weet. Cliënten bejegenen hun coach ook op die manier, waardoor het steeds meer een waarheid wórdt.

Coaches zijn belangrijk in het leven van hun cliënten. De rolverdeling tussen coach en cliënt bevordert dat de coach wordt bewonderd en wordt gezien als wijs en alwetend – enkel en alleen omdat hij zichzélf in die rol heeft geplaatst. In het slechtste geval hebben we dan een coach die eigenlijk alleen maar zelf aan het schitteren is, en helaas bestaan die. Met altijd wel een mooie beeldspraak (‘Wil je zeuren, of wil je regisseuren?’ ‘Zonder wrijving geen glans!’ ‘Op een bouwterrein is het altijd een puinhoop!’) om cliënten ‘in de spiegel te laten kijken’ – maar het effect is dat ze naar hém kijken en geïmponeerd raken. Of we hebben een counselor die weet wat iemands diepere drijfveren zijn en die, en als de cliënt zich daar niet in herkent of het traject beëindigt, constateert dat de cliënt ‘er nog niet aan toe was’.

Maar de rolverdeling kan ook gunstig uitpakken. Voor de cliënt is het fijn: wie wil er nu niet een coach die precies weet hoe het leven in elkaar zit? Voor de coach is het ook fijn: zijn ego floreert op de zelf toebedeelde rol. Het is een soort impliciete samenzwering waarin de behoeftes van beiden worden bevredigd. Het resultaat kan volstrekt bevredigend zijn. Toch heb ik zo’n donkerbruin vermoeden dat de beste coach iemand is die dit alles doorziet, bij zichzelf en bij de cliënt. En die dat dan weer alléén laat blijken als dat het proces ten goede komt.

De vreugde van onzekerheid

Onduidelijkheid intensiveert je gevoelens

Stel je voor dat je solliciteert naar een baan en een gesprek hebt met een groep mensen. Na afloop hoor je dat die mensen je allemaal een fantastische persoon vonden en allerlei positiefs over je hebben gezegd. Het is niet helemaal duidelijk wie precies wat heeft gezegd, of waar ze hun conclusies precies op baseerden, maar als je wilt kun je daar gedetailleerde informatie over krijgen. Wil je die informatie hebben?

Nu een andere. Stel je voor dat je op straat loopt en dat iemand je zomaar een munt van 1 euro in je hand duwt. “Voor jou” zegt de persoon lachend en loopt verder. Zou je nu willen weten waarom die persoon dat doet?

Deze twee situaties zijn heel verschillend, maar ze hebben met elkaar gemeen dat er iets prettigs gebeurt en dat je onzeker bent over wat daar precies achter zit. Je krijgt de gelegenheid die onzekerheid weg te nemen, en de vraag is of je dat wilt. De meeste mensen die deze vraag krijgen voorgelegd, zeggen hierop ‘ja’.* Ze voelen zich blij door de gebeurtenis en ze verwachten dat ze zich nog blijer zullen voelen wanneer ze er meer over weten en hun onzekerheid wordt gereduceerd.

Maar het tegendeel is waar. Het lijkt erop dat de onzekerheid het positieve gevoel intensiveert: wanneer mensen eenmaal de gewenste informatie krijgen, wordt hun positieve gevoel minder dan wanneer ze die informatie niet krijgen. Bij een positieve gebeurtenis kun je dus beter de onzekerheid in stand houden. Dat mensen dit toch niet doen als ze de keus hebben, berust op een verkeerde inschatting van hoe ze zich zoelen voelen wanneer de onzekerheid wordt opgeheven.

Verliefd

Hetzelfde gebeurt als je verliefd bent. In het begin ben je onzeker. Je tobt of de ander je wel leuk vindt, wat je aan doet, wat je kookt, wanneer je elkaar weer ziet. En bij de seks vliegen de vonken er vanaf.

Maar die onzekerheid is slopend, en je gaat van alles doen om die te verminderen. Intieme gesprekken voeren zodat je beter weet wat je aan elkaar hebt. Je toiletspullen bij de ander leggen, zodat je daar je plekje krijgt. Met kerstmis mee naar de schoonfamilie, zodat het officieel wordt. Elkaar trouw beloven. Alles waardoor je je zekerder voelt. Je houdt er geen rekening me dat dat je heftige verliefdheid – en de knallende seks – om zeep helpt.  

Onzekerheid is dus goed! Bij negatieve gevoelens is het anders. Die worden óók geïntensiveerd door onzekerheid, waardoor het wel zinvol is de onzekerheid weg te nemen. Zo kan het prettiger zijn te weten op grond waarvan je precies bent afgewezen voor een baan dan om hierover onzekerheid te hebben.

 

Het psychologisch immuunsysteem

Waarom het vaak beter is als je niets te kiezen hebt

Jonge mensen van nu groeien op met het idee dat dingen aan je uiterlijk 'verbeterd' kunnen worden. Zou het gevolg daarvan kunnen zijn dat je eerder ontevreden bent over bepaalde uiterlijkheden? vroeg Sophie Hilbrand zich af in In de kreukels.

Ja, dat zou heel goed kunnen, want mensen zijn tevredener over dingen waar ze toch niks aan kunnen doen; daar leggen ze zich bij neer. In een onderzoek werd dit gedemonstreerd door deelnemers (studenten) na afloop een poster van een schilderij mee naar huis te geven. Een deel van hen kreeg een poster die ze niet erg mooi vonden (ze hadden hem in hun Top-12 op 9 gezet). De helft van de studenten moest het daarmee doen, tegen de andere helft werd gezegd: neem hem mee, maar als je hem na een paar dagen niet leuk vindt kun je hem nog ruilen voor een andere. Na een paar dagen werd aan alle deelnemers gevraagd hoe mooi ze hun poster vonden. Het bleek dat degenen die hun poster nog konden omruilen hem nog steeds niet erg waardeerden, maar degenen die niet konden ruilen waren hun poster mooier gaan vinden. Ze hadden er toch steeds meer aan gezien dat hen aansprak.

Spin doctor

Dit verschijnsel – het meer gaan waarderen van uitkomsten die je niet meer kunt veranderen – is te danken aan ons psychologisch immuunsysteem: we hebben een talent om negatieve situaties te rationaliseren, relativeren en vertekenen waardoor we ons snel weer goed gaan voelen. Deze onbewuste 'spin doctor' helpt ons over mislukking en tegenvallers heen. Zo zien kiezers achteraf vaak de sterke punten van de kandidaat waar ze tegen waren, krijgen prijzen opeens meer waarde als je ze eenmaal gewonnen hebt, merken sollicitanten de zwakheden van een bedrijf op zodra dat bedrijf hen heeft afgewezen, en wordt de onbetrouwbaarheid van een test plots bemerkt wanneer men ervoor zakt. 

Het werkt ook bij 'grote' dingen zoals gedumpt worden door je geliefde. Als je eraan denkt hoe je je twee maanden zult voelen nadat het uit is met je partner, denk je dat je je verschrikkelijk zult voelen. Je houdt er geen rekening mee dat je in die twee maanden dingen gaat denken als: ‘Zoveel hielden we nu ook weer niet van elkaar’, dat je gaat denken aan alles wat er eigenlijk mis was met je partner en jullie relatie, en dat je nieuwe dingen gaat meemaken en mogelijk andere potentiële partners ontmoet. Je psychologisch afweersysteem helpt je om een positieve invulling te geven aan de verbroken relatie, en na een tijdje ben je blij dat die nare ex is opgerot, en zie je het misschien zelfs wel als 'het beste dat me kon overkomen'.

Dit gebeurt automatisch en onbewust, en juist daardoor is het zo effectief: als we bewust zouden merken dat we zelf ergens een draai aan geven, zou het een stuk minder goed werken (‘Mijn ex vind ik nu minder leuk, maar dat heb ik alleen bedacht om mijn verdriet te overwinnen’). Ons afweersysteem werkt juist zo goed doordat we zelf helemaal niet in de gaten hebben hoe we een positieve draai geven aan wat ons overkomt. Zo vinden we bijna allemaal dat het leven ons redelijk goed heeft bedeeld, en hadden we onze tegenslagen achteraf zelfs niet willen missen omdat ze ons tot rijping hebben gebracht.

Van de nood een deugd maken

Maar de psychologische spin doctor die ons zo verzoent met ons lot, houdt zich muisstil wanneer een negatieve uitkomst nog veranderbaar is. Logisch, want als je nog van partner, baan, baas, huis of hypotheek kunt veranderen, kun je dat gewoon dóen om je beter te voelen. Het immuunsysteem hoeft pas in actie te komen als er geen alternatief is. Dan gaat het aan de slag om te zorgen dat je er het beste van maakt en er misschien zelfs volmaakt gelukkig mee wordt.

Dit zou kunnen betekenen dat uiterlijke ongewenstheden vroeger meer werden geaccepteerd én gewaardeerd. Je moest het ermee doen, dus je leerde leven met die te kleine borsten of te grote neus, en je vond een partner die het juist lief, leuk of karakteristiek vond.  Alleen al het feit dat cosmetische chirurgie mogelijk is, kan dus betekenen dat vrouwen vandaag de dag minder tevreden zijn met hun uiterlijk.  Meer algemeen betekent dit misschien zelfs wel dat we eerder ongelukkiger dan gelukkiger worden van onze technologische mogelijkheden om 'verbeteringen' en 'correcties' aan te brengen in alles wat ons niet bevalt.

Zelfbeheersing

Hoe je het werken aan je lange-termijn-doelen aantrekkelijk maakt

Roos Vonk *

We kennen het probleem allemaal. Minder eten of luieren, meer sporten of werken aan een vervelende klus, afkicken van roken, drank of onbeantwoorde liefdes, vriendelijk blijven tegen een nare baas of klant: het zijn allemaal voorbeelden waarbij we het één willen en toch vaak het ander doen.

Eigenlijk is het gek dat we als volwassen mensen – een diersoort die zoveel voor elkaar krijgt juist door gebruik van hogere hersenfuncties, en die volmaakt in staat is de lange-termijn-gevolgen van zijn keuzes te overzien – zoveel moeite hebben om domweg datgene te doen wat we wíllen. Het probleem is natuurlijk dat we tegelijkertijd ook iets anders willen – dat lekkere hapje, de kick van seks met de foute maar wel erg spannende geliefde, de opluchting van de waarheid zeggen tegen die onmogelijke opdrachtgever. En dat het genot daarvan veel sneller te bereiken valt dan onze mooie hogere doelen.

Uiteindelijk blijken we toch vaak weer primitieve, kinderlijke wezens bij wie genot en gemak winnen. We hebben onveilige seks, houden ons niet aan ons dieet, slaan een sporttraining over, zitten eindeloos te mailen of twitteren om vervelende taken uit te stellen – met als gevolg dat we ons bezwaard voelen en, om vervolgens weer van dát vervelende gevoel af te komen, besluiten dat we het “de volgende keer” wel “echt” gaan doen.

 

Gevangene van jezelf

Volgens sommige filosofen (bijvoorbeeld Harry Frankfurt) is dit zelfs een kenmerk van onvrijheid: het feit dat de verschillende dingen die je wilt niet congruent zijn met elkaar, maakt je onvrij. Zo kunnen we vooral de gevangene zijn van onszelf, die wanhopig verzucht: “Ik wou dat ik dit niet wilde.”

Het probleem is dat we onze hogere doelen wel het meest belangrijk en waardevol vinden, maar dat ze vaak niet direct realiseerbaar zijn, terwijl het toegeven aan verleiding onmiddellijk voordeel oplevert. Het primitieve kleutertje dat we allemaal in ons hebben kent meer gewicht toe aan genoegens die zeer nabij zijn, waardoor doelen die een langere adem vergen het vaak verliezen.

 

Goed bezig!

Emotie-onderzoekers** hebben hier een oplossing voor bedacht. Stel dat je voor de tv hangt of zit te surfen terwijl je eigenlijk aan een klus moet beginnen. Op dat moment moet je denken aan de waarde of het doel dat je met die klus wilt realiseren – bijvoorbeeld: carrière maken zodat je een inspirerend leidinggevende kunt worden, hogerop komen zodat je de dienstverlening van je organisatie kunt verbeteren, je kwaliteiten op een bepaald terrein aanscherpen, iemand anders helpen of de wereld mooier maken, of misschien domweg je aan je afspraken houden (met jezelf of iemand anders). Je kunt dan bedenken dat je, zodra je aan de slag gaat, dit doel aan het dienen bent, en dat zal meteen een goed gevoel geven. Aan de tv of computer gekluisterd blijven betekent dat je niet aan je doel werkt en zal dus een slechter gevoel geven. Door deze gedachte wordt de onmiddellijke beloningswaarde van het lange-termijn-doel meteen hoger. Je voelt je goed zodra je eraan begint: het "goed bezig!"-gevoel.

In een van de onderzoeken konden studenten kiezen tussen oefenen op een wiskundetaak of tv kijken. Een deel van de studenten werd eraan herinnerd dat het werken aan de wiskundetaak een gelegenheid was om hun wilskracht te testen. Dit had niet alleen tot gevolg dat ze inderdaad meer en beter werkten aan de taak, maar ook dat ze hierdoor meer positieve gevoelens hadden en het tv kijken juist minder prettig vonden. Vooraf was al vastgesteld dat studenten wilskracht een belangrijke waarde vinden, maar de onderzoekers vermoeden dat het werkt met elk doel dat je jezelf stelt dat van toepassing is. Bijvoorbeeld: respectvol of integer zijn, jezelf ontwikkelen, geïnspireerd blijven, minder reactief zijn en zelf de regie houden. Als dit inderdaad werkt, zou dat de sleutel kunnen zijn naar keuzevrijheid en emotionele volwassenheid – met alle positieve gevolgen vandien: voor jezelf, de medemens en de aardbol.