Alle berichten van Roos Vonk

Big Agro

Niet de boeren, maar grote industrieën daarachter werken milieubeleid tegen

Nu krimp van de Nederlandse veestapel serieus op de agenda staat, na meer dan twintig jaar vooruitschuiven, is er alle kans dat de verspreiding van desinformatie over stikstof verder toeneemt. Het leidt nu al tot honderden onnodige tijdverslindende Kamervragen, verwarring bij burgers en het demoraliseert integere politici. Waar komt die desinformatie vandaan? Niet van de boeren, maar van de landbouwindustrie daar achter, zoals de veevoederindustrie, slachthuizen, agrarische banken (zo wist Rabobank samen met LTO onderzoek naar krimp van de veestapel buiten het klimaatakkoord te houden), zuivelcoöperaties en zelfs de farmaceutische industrie (70% van de antimicrobiële middelen in de EU gaat naar de veehouderij). Dáár liggen de grote financiële belangen.

Het zijn dezelfde bedrijven die achter Yvon Jaspers' veeindustrie-promo op NPO zaten, achter de boerenprotesten van Farmers Defense Force, en achter de oprichting van de BoerBurger Beweging via hun reclamebureau RemarkAble (dat campagnes maakt voor onder meer Bayer Crops, Agrifirm en slachterij Vion). De ‘partij’ werd zelfs gevestigd op hetzelfde adres, in het partijbestuur zit de directie van het reclamebureau. 

De agrarische industrie heeft belang bij vertegenwoordiging in de Kamer, als voorpost van de lobby. Kamerleden komen makkelijker in de media, was de – zeer juist gebleken – inschatting. De zogenaamde partij voor boeren en burgers kiest nooit voor kleinschaligheid of biologische landbouw – wel voor de mega-veeindustrie: de belangrijkste klant van grote agrarische concerns als Bayer en For Farmers. Dit zijn de bedrijven die achter de schermen aan de touwtjes trekken. Hun belangen staan het meest op het spel. Zo haalt For Farmers bijna de helft van de omzet uit Nederland, waar de verkoopcijfers wankelen en de toekomst van de sector onzeker is. Dat merken ze ook op de beurs. Grote investeerders zoals pensioenfondsen spreken al van gestrande activa.

Veehouderij grootste afnemer akkerbouw

De veehouders zelf zijn slechts pionnen in hun verdienmodel. Als consumenten rechtstreeks graan eten (bv. via plantaardige vleesvervangers), hebben we daar aanzienlijk minder van nodig dan als we het graan eerst aan dieren voeren en uiteindelijk hun vlees eten. Afhankelijk van het dier, de regio, het soort voer en de berekeningswijze, verspillen we grofweg 2 tot 20 keer zoveel plantaardig voedsel in het productieproces van dierlijke eiwitten. Minder vee is minder veevoer. De veehouderij is de grootste afnemer van akkerbouw. De dieren in onze intensieve veehouderij worden opgefokt met eiwitrijk krachtvoer, opdat ze snel groeien en ‘topproductie’ leveren, zoals 9000 l melk per jaar per koe.

Voor de productie van dat voer worden elders in de wereld bossen gekapt. Het verdienmodel van veevoederbedrijven zou ineenstorten als we voedsel produceren zonder omwegen, dus zonder tussenkomst van dieren. Als we geen regenwouden meer mogen kappen. Als de veesector geen stikstof meer mag uitstoten.

Mondiale veevoedergigant For Farmers is dan ook te beschouwen als het motorblok achter de intensieve veehouderij in Nederland en omringende landen. Niet voor niets werd de oplossing voor de stikstofcrisis lange tijd gezocht in aangepast veevoer.

LTO vertegenwoordigt niet alle boeren

Er zijn nog meer belanghebbende industrieën. Niet alleen slachthuizen, maar denk ook aan mestverwerkers, stallenbouwers, fabrikanten van mengwagens, voerrobots, kraamkooien, eenlingboxen, castreerhouders, verlostangen, luchtwassers, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Al die bedrijven hebben een dikke vinger in de pap bij LTO en maken genoeg winst om continu een omvangrijke politieke lobby gaande te houden. (De milieubeweging beschikt slechts over een fractie daarvan, er wordt immers niets verdiend aan opkomen voor het milieu.) Boeren die het roer omgooien, die biologisch of natuurinclusief willen boeren, worden in het algemeen niet vertegenwoordigd door deze lobby of door LTO. De grote spelers op de achtergrond hebben er alle belang bij om de ontwikkeling van biologische landbouw te remmen: als landbouw met de natuur samenwerkt, in plaats van er tegenin gaat, is veel minder rommel nodig zoals kunstmest, bestrijdingsmiddelen, antibiotica. Dus minder business.

Zodra er stemmen opgaan om de reguliere veehouderij aan banden te leggen of te krimpen, klinkt luidkeels protest dat boeren worden ge-shamed. Dat werkt, want niemand wil de hardwerkende boeren het brood uit de mond stoten. Ze hebben het al moeilijk genoeg, ze zitten volledig klem in het hele systeem dat wordt beheerst door banken, supermarkten, veevoederbedrijven, slachthuizen en andere aanpalende industrieën. De tactiek van de beweging van Caroline van der Plas, die het zogenaamd opneemt voor de arme boer (maar schaamteloos wordt gesponsord door big-agro) is uiterst effectief, want niemand wil dat die arme boer de dupe wordt van de stikstofcrisis.

En hoe kun je ooit dierenleed aan de kaak stellen zonder dat iemand zegt: dus jij beweert dat boeren dierenbeulen zijn?

Boer zelf ook slachtoffer

Wanneer burgers, politici en media zien hoe de hazen lopen, wordt duidelijker dat alle kritiek in feite is gericht op de grotere industrie erachter. Díe is ook de oorzaak van ontbossing en corruptie op grote schaal. Media zouden daarom consequent moeten berichten over de werkelijke daders. De boer zelf is ook slachtoffer. Diens belangen zouden beter vertegenwoordigd moeten worden door LTO. Dat gebeurt niet door de dominante positie van de grotere spelers. Die positie versterkt zichzelf, want de inkomsten en EU-subsidies gaan vooral naar de grootste boeren en de industrieën erachter, terwijl de kosten naar de samenleving gaan. Ons als samenleving kost deze sector meer geld dan hij oplevert.

Als media consequent man en paard noemen, zoals Tom-Jan Meeus onlangs deed toen hij schreef over de verspreiding van desinformatie over stikstof, zal dit meer draagvlak creëren om boeren, natuur, milieu, klimaat, volksgezondheid (denk aan longaandoeningen bij veehouders en omwonenden), woningbouw en andere vitale sectoren te beschermen tegen de grote vervuilers.

 

Werk niet aan jezelf

Zelfacceptatie gaat samen met zelfontwikkeling

'Werken aan jezelf'? Doe het niet. Zelfontwikkeling en persoonlijke groei is namelijk helemaal geen 'werk'. Sterker nog: als je hard aan de slag gaat om iets aan jezelf te verbeteren of repareren, is er alle kans dat je het erger maakt: al je aandacht gaat naar het verbeterpunt, met als gevolg dat je erop gefixeerd kunt raken (het boemerang-effect)

Zelfontwikkeling en -verbetering ontstaat juist makkelijker wanneer je jezelf accepteert. Daarbij kunnen mindfulness en zelfreflectie een rol spelen: door je eigen gedrag, gedachten en gevoelens te observeren (zonder ze anders te willen maken dan ze zijn), kom je vanzelf tot ontwikkeling. Je werkt aan jezelf als je probeert te ontdekken wat er precies gebeurde op de momenten dat je niet mindful was.
 
Het lijkt raar dat je tot ontwikkeling komt juist door jezelf te accepteren. Logisch zou immers zijn dat je niet meer hoeft te veranderen als je jezelf neemt zoals je bent. Toch heb ik in eigen onderzoek een sterk verband gevonden tussen zelfacceptatie en zelfontwikkeling: mensen die zichzelf accepteren zoals ze zijn, hebben óók een sterke behoefte aan groei, zichzelf ontplooien, nieuwe kanten aan zichzelf ontdekken.
 

Drie psychologische basisbehoeften

Volgens de self-determination theorie van Deci en Ryan zullen mensen vanzelf groeien en zich ontplooien wanneer drie psychologische basisbehoeften zijn vervuld:
  • verbondenheid met anderen
  • bekwaamheid, het idee dat je iets kunt
  • autonomie, je eigen keuzes kunnen maken
Vervulling van deze drie behoeften is als het water voor een plant: het is nodig om te groeien. Als deze behoeften zijn vervuld, dan zal die groei ook vanzelf plaatsvinden. Daar hoef je niet aan te werken.
Waar je wel aan moet 'werken', in de zin dat je je hoofd erbij moet houden, is dat je erop let dat je genoeg water krijgt – en niet iets anders!
 
Is een van de basisbehoeften niet bevredigd, dan ontstaat onbehagen en zoeken mensen instinctief een oplossing. Die wordt vaak in de verkeerde richting gezocht. Wanneer bijvoorbeeld de behoefte aan het gevoel van bekwaamheid onvoldoende wordt vervuld, kun je daarop reageren door meer te willen verdienen, hogerop te willen klimmen, meer status te verwerven. Je kiest dan voor de quick fix: een snelle manier om het onbehagen weg te nemen: ‘Zie je wel, ik ben heel goed want ik verdien meer dan de buurman’. Maar op termijn werkt het niet, doordat de behoefte waar het eigenlijk om ging – in dit geval bekwaamheid: goed zijn in wat je doet, je talenten gebruiken en ontwikkelen – niet wordt bevredigd. Je werkt bijvoorbeeld in een functie die niet bij je past.
 

Vissen in de verkeerde vijver

Een ander voorbeeld: soms zitten mensen de hele dag op sociale media om connecties en 'vrienden' te maken, hoe meer hoe beter; of ze zijn voortdurend op jacht naar nieuwe seksuele veroveringen, terwijl hun onderliggende behoefte aan verbondenheid niet is vervuld.
 
Als een basisbehoefte niet is vervuld kan dit soort substituut-gedrag tijdelijk verlichting geven, maar de voldoening van het resultaat zal snel weer wegebben. Dat komt doordat je in feite in de verkeerde vijver zit te vissen. Daardoor kun je nooit echt ontspannen.
 
Op die manier komt er een troebel prutje in je psychologische  gieter, dan heb je alsmaar méér nodig. Let er dus op dat je je gieter in de goeie vijver hangt; de rest gaat vanzelf.
 

Normaal

Waarom we niet allemaal bijzonder kunnen zijn

normaal

Roos Vonk*

De lockdown is door velen aangegrepen om een boek schrijven. Bij veel uitgevers is er inmiddels zelfs een stop op het toezenden van manuscripten. Literair agentschap Sebes & Bisseling heeft een manuscriptenstop. De Franse uitgever Gallimard bracht via twitter een publiek verzoek naar buiten: auteurs, stop. “Zorg goed voor jezelf en ga lezen.” Want dat is het probleem: mensen schrijven meer, maar ze lezen minder. En wat heb je aan schrijvers als niemand ze meer leest omdat iedereen zelf zit te schrijven?

Het lijkt mij onderdeel van een algemener probleem van toegenomen narcisme. We vinden onszelf allemaal zo belangrijk en bijzonder dat we meer willen zenden in plaats van ontvangen. Als je kinderen vandaag de dag vraagt wat ze willen worden, zeggen velen niet meer ‘piloot’ of ‘dierenarts’, maar: ‘beroemd’. Maakt niet uit waarmee. Met zoveel potentiële beroemdheden op het podium is het natuurlijk de vraag wie er nog overblijft als publiek. Het idee is toch juist dat mensen beroemd worden vanwege dat bijzondere, of dat nu hun talenten zijn, hun schoonheid, de ernst van hun wandaden of andere buitenissigheden.

Maar natuurlijk zijn wíj bijzonderder dan anderen. Zo vinden we meestal dat onze kwaliteiten en talenten niet zoveel voorkomen, dus ons uniek maken. Ook vinden we dat we diepere gedachten en gevoelens hebben dan anderen, en dat we complexer zijn doordat we veel tegenstrijdigheden in ons verenigen. Andere mensen zijn meer ‘flat characters’, wij zijn soms serieus, soms vrolijk; soms zacht en gevoelig, maar steviger als het nodig is; uiterlijk vol zelfvertrouwen, maar van binnen soms onzeker; en we laten onze diepere lagen niet aan iedereen zien. Kortom, heel bijzonder en complex allemaal.

Er zijn maar weinig mensen die zeggen: “Ik ben eigenlijk heel doorsnee”. En toch is dat wat we zijn, statistisch gezien. De manier waarop eigenschappen en kwaliteiten zijn verdeeld in een bevolkingsgroep volgt meestal een zogenoemde normaalverdeling, ook wel bell-curve genoemd omdat de verdeling de vorm van een kerkklok heeft. Neem bijvoorbeeld intelligentie. Het gemiddelde IQ is 100. Verreweg de meeste mensen schommelen rond dat gemiddelde. Velen hebben een IQ van ongeveer 100; 68% van de mensen heeft een IQ tussen de 85 en 115. Al deze mensen zijn ‘normaal’, doorsnee wat betreft intelligentie. 32% van de mensen valt buiten dat ‘normale’ gebied: 16% eronder en 16% erboven. Dus 16% van de mensen heeft een bovengemiddeld IQ (boven de 115).

Op dezelfde manier volgen vele andere kenmerken een normaalverdeling. Denk aan lichaamslengte, creativiteit, zelfvertrouwen, schrijftalent, schoonheid; voor al die kenmerken geldt dat verreweg de meeste mensen gemiddeld zijn en slechts enkelen boven het maaiveld uit steken.

Dit betekent dat we uit de aard der zaak bijna allemaal normaal en doorsnee zijn. Tegelijkertijd denken we dat wij met onze bijzondere kwaliteiten boven die normale meute uitstijgen. Dat is wishful thinking, en ook dat is heel normaal. Het is maar een zeldzame enkeling die zegt “Ik ben heel gemiddeld”. Zo zeldzaam dat het bijzonder is. Op die mensen moeten we zuinig zijn; we hebben ze hard nodig om onze boeken te lezen.

 

Macht

Waarom machtige mensen het contact met de werkelijkheid verliezen

“Power corrupts, and absolute power corrupts absolutely”, is een bekende uitspraak van Lord Acton. Nu zijn er heus wel machtige mensen die hun invloed op een positieve manier aanwenden. Maar psychologisch onderzoek laat wel zien dat het verkrijgen van macht iets doet met een mens, en dat ze zich anders gaan gedragen zodra ze macht krijgen – zelfs als dat op volstrekt willekeurige gronden is.

Een van die effecten is dat machthebbers vaak een minder positief en minder genuanceerd beeld hebben van minder-machtigen. Ze nemen aan dat ze hun macht niet ten onrechte hebben gekregen. Als je de leiding krijgt over iemand, ben je geneigd te denken dat die ander minder competent is en jouw leiding ook wel nodig zal hebben. Door zichzelf meer talenten toe te dichten, kan de machtige persoon het machtsverschil rechtvaardigen; het is immers geen prettig idee als je de baas wordt over iemand die jouw gelijke is en zich heel goed zonder jou kan redden. Daarnaast is gebleken dat leidinggevenden vaak minder aandacht besteden aan de individuen die ze onder hebben, en dus meer simpel en stereotiep over hen gaan denken, vergeleken met het omgekeerde.

BN'ers in talkshows

Macht kan ook leiden tot overschatting van de eigen kwaliteiten en het eigen beoordelingsvermogen. Mensen in hoge posities menen vaak dat ze snel en met weinig moeite een goed beeld van allerlei zaken hebben en aan een half woord genoeg hebben. Zo kan iemand die opklimt tot leidinggevende door bepaalde specifieke talenten (bijvoorbeeld organisatietalent of vakinhoudelijke kennis), ten onrechte aannemen dat hij overal verstand van heeft. Daaraan ligt een misverstand ten grondslag dat weleens het Johan Cruijff-effect wordt genoemd; Cruijff had een mening over diverse niet-voetbal-gerelateerde onderwerpen – waarover hij wellicht even weinig wist als ieder ander. Andere mensen luisterden daar niettemin aandachtig naar vanwege zijn status. We zien dit verschijnsel nu steeds vaker met BN'ers die in talkshows aanschuiven om hun 'licht' te laten schijnen op issues waar ze even weinig van weten als de man of vrouw in de straat. 

Slijmen

Het al te rooskleurige zelfbeeld van mensen met macht en status wordt door anderen versterkt en zelden gecorrigeerd, want die geven hun nauwelijks adequate feedback. Iedereen wil immers iets van ze. Mensen met macht en aanzien zeggen zelf altijd dat ze het door hebben als er tegen ze wordt geslijmd, maar ik kan na vele jaren onderzoek hierover stellen dat niets minder waar is. Ze zullen het vast weleens een keer opmerken, maar al die keren dat het níet opmerken, daar hebben ze geen weet van – de keren dat ze dachten dat ze grappig waren omdat er beleefd werd gelachen om hun flauwe grappen, of dat ze, zoals Trump, uit een gesprek kwamen met het idee dat ze ergens echt veel kijk op hebben, want niemand durfde hun gewauwel te corrigeren. Nadat Trump zich door deskundigen liet informeren over Covid19, kwam hij naar buiten en verklaarde tegenover de pers: 'Ik hou van deze stuff, ik begrijp het echt. Al deze artsen zeiden: Hoe kan het dat u er zoveel over weet?' Het lijkt nogal strijdig met diverse video's op internet waar je ziet dat deskundigen op de achtergrond door de grond willen zakken over wat Trump uitkraamt. Hun lichaamstaal spreekt boekdelen. Maar hardop zeggen ze niets. 

Een Washington Post-journalist die mij ooit hierover interviewde, concludeerde dat de gevolgen hiervan niet gering zijn. Hoe machtiger iemand wordt, des te minder realistische feedback krijgt hij, des te meer verstoord zal zijn kijk op de werkelijkheid zijn – terwijl alles wat hij doet des te meer gevolgen heeft, juist door zijn macht. Het interview vond plaats zo'n tien jaar voordat Trump president werd en een karikatuur van dit zorgwekkende scenario tot werkelijkheid maakte. 

 

 

Applaus

Het effect van publiek in de studio op televisie        

Roos Vonk

Mensen hebben de neiging elkaar automatisch na te doen. Dit is een oeroud mechanisme dat we delen met andere dieren. Vissen in een school zwemmen allemaal dezelfde kant op. Kippen gaan eten als ze andere kippen zien eten. Mensen gaan opeens rennen als er ergens paniek is en ze anderen zien rennen, of ze lopen gedachteloos naar de verkeerde uitgang van het station, achter iemand anders aan. Gaat er bij een vergadering iemand hoesten, of gapen, dan kun je er donder op zeggen dat het overslaat. Gapen, krabben en lachen horen tot de meest besmettelijke gedragingen.

Dit betekent het nogal wat uit kan maken of je iets samen met anderen meemaakt of alleen. Als mensen samen zijn, juichen ze harder bij een sportwedstrijd en lachen ze uitbundiger bij een grappige film dan als ze alleen zijn. Dat komt niet alleen doordat ze elkaars gedrag versterken, maar ook elkaars gevoelens en stemming. De emotionele reactie van anderen beïnvloedt dus ook je eigen emoties. Hebben de mensen om je heen plezier, dan zul je zelf ook vrolijker worden dan als ze de pest in hebben.

Dit verschijnsel van emotionele besmetting is een belangrijke reden voor het gebruik van de ‘lachband’ bij komische programma’s op tv. Het lachen van anderen zorgt ervoor dat de kijker onbewust wordt aangestoken en meer plezier heeft. In de negentiende eeuw hadden Franse theatermakers dit al in de gaten: zij huurden mensen in die enthousiast klapten bij de voorstelling, claque genoemd. Vandaag de dag heeft het publiek bij televisieprogramma’s dezelfde functie (‘klapvee’). Onderzoekers die video’s analyseerden van klappende zalen, ontdekten dat de hele zaal gaat klappen als een paar mensen beginnen, en ook weer verstomt als een paar mensen stoppen. Het applaus en het uitdoven daarvan verspreiden zich door de zaal als een virus. Naarmate het applaus meer volume heeft, lijken mensen dit ook te ervaren als een signaal om langer door te gaan met klappen. Zo kan een artiest met dezelfde voorstelling de ene avond veel meer applaus oogsten dan de andere.

Mensen zeggen weleens dat ze het gelach van anderen niet nodig hebben om te weten wat ze leuk vinden, of zelfs dat ze het irritant vinden. Onbewust zijn we echter toch veel meer groepsdieren dan we zelf beseffen. De afwezigheid van publiek bij televisie-programma’s sinds de coronacrisis, heeft vermoedelijk wel tot gevolg dat we netto iets minder lol hebben.

Stoom afblazen

Agressie uiten heeft een averechts effect

Draai af en toe het ventiel open en gooi je emoties eruit, dan voorkom je dat het erger wordt, is het vaak advies van -ogen en -gogen. Het is gebaseerd op het idee dat mensen af en toe hun frustratie moeten afreageren; ontladen, zodat ze het ‘kwijt zijn’. Het is een theorie uit de tijd van Freud en de stoommachine: dat je onaangename gevoelens kwijt kunt raken door ‘stoom af te blazen’ en het ‘eruit te gooien’; het catharsis-principe.

Maar hoewel mensen inderdaad agressiever reageren als ze gefrustreerd of boos zijn, blijkt uit onderzoek dat ontlading juist helemaal niet werkt. Integendeel: agressie en vijandigheid nemen alleen maar toe wanneer mensen bijvoorbeeld kijken naar agressie in een film of wanneer ze verbaal of fysiek hun agressie uiten, bijvoorbeeld tegen een boksbal slaan. Het uiten van agressie bevordert nieuwe uitingen van agressie. Er is geen enkel empirisch bewijs voor de catharsis-gedachte. Mensen die erin geloven hebben wel sterker de behoefte aan afreageren als ze boos zijn, maar ook bij hen is het effect averechts.

Alles groeit als je er aandacht of energie aan besteedt, zeggen boeddhisten. In dit geval wordt dat volledig ondersteund door wetenschappers. Een betere methode om van boosheid en vijandigheid af te komen, is afleiding zoeken; de aandacht richten op gedachten of activiteiten die niet met agressie verenigbaar zijn, bijvoorbeeld iets doen dat vrolijk, ontspannen, saamhorig of behulpzaam is. Neem even een afkoelperiode, verzet je zinnen, en ga dan iets leuks doen samen met degene op wie je boos bent. 


Gerelateerde onderwerpen:

 

Onzekerheid

De voordelen van onafwendbare rampspoed

Sinds de coronacrisis leren we allemaal, vrijwel zonder uitzondering, hoe het is om te leven met onzekerheid. We weten niet hoe het verder zal gaan, of het ons of onze geliefden persoonlijk zal raken, en wat er gebeurt als dat zo is. Onderzoeksresultaten wijzen erop dat dit – een onzekere uitkomst – psychologisch gezien moeilijker te verwerken is dan een zekere negatieve uitkomst.

Doorlevers

Ik moest hieraan denken toen ik op de radio een gesprek hoorde met Barbara Slagman, die een boek schreef over doorlevers: mensen die zich na een diagnose uitgezaaide kanker (in haar geval longkanker) voorbereiden op de dood, en dankzij nieuwe medische ontwikkelingen blijven leven. Mooi toch, zou je denken: allemaal extra tijd die je wint. Maar zo makkelijk is dat niet, vertelde Slagman. Als je weet je eind nabij is, weet je wat je te doen staat in de tussentijd die je nog hebt. (Het trof me dat ze dit ‘tussentijd’ noemde; is ons hele leven eigenlijk niet tussentijd als je het zo bekijkt?) Het klinkt gek, zei ze, maar je hebt een doel, iets waar je naartoe leeft. Zonder de zekerheid van dat eindpunt weet je niet meer hoeveel tijd je nog hebt, je weet niet hoe je je zult voelen, of je weer pijn zult krijgen, weer bestraald moet worden, hoe andere mensen reageren – ze gaf een grappig voorbeeld hiervan: Je had afscheid genomen van je tandarts en opeens sta je daar weer voor een controle, ‘Hallo, ik ben er nog’.

Het psychologisch immuunsysteem

De last van de onzekerheid die ze beschreef komt overeen met wat we weten uit onderzoek van Wilson en Gilbert, die dit koppelen aan de rol van onze innerlijke spin doctor. Wanneer we slecht nieuws krijgen over iets dat zeker is en waar we niets meer aan kunnen veranderen, ervaren we in eerste instantie veel negatieve gevoelens. Maar na verloop van tijd gaan we er anders tegenaan kijken. Zonder het zelf te beseffen, geven we er met ons psychologisch afweersysteem een draai aan. Dat kan gebeuren bij allerlei noodlottige gebeurtenissen, bijvoorbeeld gedumpt worden door je geliefde (‘Achteraf denk ik dat we niet echt van elkaar hielden’) of afgewezen worden voor een baan (‘Het was ook eigenlijk helemaal geen fijn bedrijf’). Ons psychologisch immuunsysteem komt in actie bij alles wat ons welbevinden aantast. Het helpt ook een diepere zin en betekenis te geven aan onze rampspoed. Ook bij ernstige tegenslag, bijvoorbeeld invalide raken door een auto-ongeluk, blijken mensen toch geleidelijk op hun oude geluksniveau terug te keren (Gilbert heeft een leuke en interessante TedX-talk gegeven over dit onderwerp). Vaak geeft het zelfs een gevoel van verdieping, je ontdekt nieuwe kwaliteiten en gevoelslagen in jezelf.

De werking van deze onbewuste spin doctor kan paradoxale, contra-intuïtieve gevolgen hebben. Bijvoorbeeld dat we meer lijden door negatieve gebeurtenissen die we nog kunnen veranderen dan door onveranderbare. Wanneer we denken dat we iets kunnen verbeteren of ongedaan maken, valt er nog niets te ‘spinnen’ – de uitkomst staat immers nog niet vast. Onze spin doctor hoeft pas in actie te komen als er geen alternatief meer is en we van de nood een deugd moeten maken. Dat gebeurt wanneer de situatie onveranderbaar is – met als gevolg dat we juist dán een manier vinden om er na verloop van tijd de positieve kanten van in te zien en er zelfs gelukkig mee te zijn.

Onzekerheid verdragen

Hetzelfde geldt bij onzekerheid. Zo bleek in een onderzoek dat mensen die onzeker waren of ze een bepaalde erfelijke ziekte hadden (Huntington), minder gelukkig waren dan mensen die zeker wisten dat ze het hadden. Het laatste líjkt erger, maar juist bij deze mensen kon het psychologisch immuunsysteem in actie komen en de spin in gang zetten. De mensen die niet wisten of ze het hadden, zitten in dezelfde positie als de doorlevers, die niet (meer) weten of ze door hun kanker zullen sterven of niet. Het is die onzekerheid die het moeilijk maakt om het ‘een plaats te geven’; immers, wát precies moet je dan een plaats geven? 

In lichtere mate ervaren we dit nu allemaal door de dreiging van corona. Dat geeft onrust, maar het is ook een nuttige oefening in het verdragen van ongemak. Ons psychologisch afweersysteem dient ons welbevinden, maar het kan er ook voor zorgen dat we minder in contact staan met de werkelijkheid zoals die is – met alle onzekerheden en onduidelijkheden die bij het leven horen.

Onwetende oordelen

De beste stuurlui hebben de minste expertise

Roos Vonk

 

Je ziet het altijd al geregeld op internet en sociale media, maar sinds de coronacrisis lijkt een klassiek psychologisch fenomeen een vlucht te nemen: het we weten niet wat we niet weten-effect, oftwel Dunning-Kruger effect – genoemd naar de onderzoekers die aantoonden dat mensen hun eigen kennis en competentie sterk overschatten, doordat ze per definitie geen rekening kunnen houden met datgene wat ze niet weten of niet kunnen. Het effect blijkt vooral sterk te zijn wanneer mensen (a) sowieso weinig weten en (b) zich begeven op onbekend terrein – zoals wij allemaal waar het gaat om corona.

Het gevolg: stevige oordelen op basis van onvoldoende kennis. Zoals de NRC-hoofdredactie schreef: ‘Wie nu al stellig zegt dat het kabinet verkeerd zit, overschat zijn eigen voorspellende gave.’ Of, in de woorden van Geert Mak bij DWDD: ‘Pas achteraf zullen we weten wat wijsheid was.’

Ons kabinet wil enerzijds de verspreiding van het virus beperken, anderzijds ook onze levens niet meer dan nodig ontregelen. Het bewandelt een smalle evenwichtsbalk die ook nog voortdurend in beweging is, doordat we op onbekend terrein zijn waar de kennis van deskundigen onvolledig is en elke conclusie slechts een momentopname is. Ik kan me wel voorstellen dat leken, op basis van wat ze weten, overtuigd zijn van de noodzaak of rampzaligheid van een besluit. Bovendien zijn de deskundigen het niet altijd met elkaar eens. Maar juist zij beseffen dat dat ook bij wetenschap hoort, dat geen enkele conclusie in beton is gegoten en kennis altijd in ontwikkeling is. Zij kijken naar de totale configuratie van alle relevante afwegingen. Telkens als ik deskundigen hoor, leer ik weer over nieuwe aspecten waar ik helemaal niet aan had gedacht. Als buitenstaander kun je domweg niet alles overzien wat meespeelt.

Ik ben geen fan van dit kabinet – zeker niet van de volstrekt amorele, kortzichtige, opportunistische houding wanneer het gaat om klimaat, natuur en dierenwelzijn. Maar in de coronacrisis heb ik niet de indruk dat politiek of electoraal opportunisme leidend is in de besluitvorming. Het kabinet volgt nu eens (anders dan als het gaat om klimaat en natuur) wél wetenschappelijke adviezen, en het pragmatisme van Rutte lijkt zelfs goed van pas te komen; want hij is niet te ijdel of te principieel om plannen bij te stellen op grond van voortschrijdend inzicht of druk vanuit de samenleving.

De fase waarin mensen hun eigen kennis overschatten wordt door populaire auteurs ook wel ‘Mount Stupid’ genoemd; pas later, bij voortschrijdende kennis, ontdekken mensen wat ze niet wisten en bereiken ze, na het ‘Dal van Wanhoop’, langzaam de ‘Helling van Verlichting’. De top van die helling heeft nog niemand bereikt waar het om COVID19 gaat. Maar mensen met meer kennis en expertise beseffen de beperkingen van hun kennis beter. Die bescheidenheid zou meer mensen sieren en onze teamspirit ten goede komen.

Hinderlijk hamsteren

Dat doen alleen anderen

“Bent u aan het hamsteren?’ werd op de radio gevraagd aan mensen met overvolle karretjes in de supermarkt. Nee, was steevast antwoord. ‘Ik doe boodschappen voor de hele week en dan heb ik altijd zoveel’; ‘de pasta was in de aanbieding, daarom wat extra pakken’; ‘we hebben vanavond eters dus ik heb extra nodig’; enzovoort. Geen enkele winkelaar vond het woord hamsteren op zichzelf van toepassing. Toch weten we, door de lege schappen, dat er wel degelijk gehamsterd wordt.

De vraag rijst dan hoe effectief de oproep is om dat niet te doen Immers, niemand zal zich aangesproken voelen. Het is net als bij de Sire-campagne #doeslief. Niemand dacht: hé verhip, dat onbeschofte gedrag, dat is wat ik vaak doe, daar moet ik gauw mee ophouden. Mensen maken zich zorgen om de wellevendheid van ánderen.

Sociaalpsychologische experimenten wijzen erop dat onze kijk op anderen vaak realistischer is dan op onszelf. Het verschil zit ‘m erin dat we bij anderen vooral hun gedrag zien, datgene wat ze doen; bij onszelf kijken we naar binnen (introspectie) – naar wat we denken, willen, bedoelen. We menen een unieke bron van informatie te hebben doordat we toegang hebben tot onze drijfveren en afwegingen. Maar dat is een illusie. Onze blik naar binnen is notoir onbetrouwbaar – deels doordat we door een roze bril naar onszelf kijken (hinderlijk hamsteren, dat zou ik nooit doen), deels doordat onze beweegredenen grotendeels tot stand komen via onbewuste processen, en we de werkelijke achtergrond dus vaak echt niet kennen – bijvoorbeeld de onzekerheid door Corona, het gevoel er geen controle over te hebben en met extra boodschappen in elk geval nog íets zelf in de hand te kunnen nemen.

Dit gebrekkige zelfinzicht is een grote belemmering in psychologisch onderzoek dat gebruik maakt van zelfrapportage. Wat vindt u belangrijk in een politieke leider, wat is de ideale partner, hebt u weleens een #metoo begaan, waarom gebruikt u dit wasmiddel: de antwoorden van mensen wijken af van de reacties die ze feitelijk tonen in experimenteel onderzoek of in de realiteit. Als we op zelfrapportage zouden afgaan, zouden we tot een dramatische onderschatting van het hamstergedrag komen.
 
Het is tevens een belemmering in interventies voor gedragsverandering. Immers, of het nu gaat om hamsteren, onbeschoft gedrag, promiscuïteit of hygiëne in de keuken, degenen van wie je het gedrag wilt veranderen moeten zich aangesproken voelen. Daar ligt de ware uitdaging voor de communicatie-experts: het is de eerste klap die een daalder waard is. Want als mensen eenmaal goed herkennen dat het over hén gaat, is dat een eyeopener waar geen gedragsveranderings-nudge tegenop kan.

Schuld of schaamte?

Het groeiend ongemak over vliegen en vlees eten

Onze Taal heeft het toevoegsel -schaamte gekozen tot het woord dat 2019 het best typeert: vliegschaamte, vleesschaamte, lang-douchen-schaamte, het zijn woorden die ons groeiend ongemak over ons klimaat-onvriendelijke gedrag uitdrukken. Maar is dat ‘ongemak’ eigenlijk wel schaamte en niet schuldgevoel? Is daar verschil tussen en maakt dat uit?

Er zijn om te beginnen enkele belangrijke overeenkomsten. Bij schaamte en schuld leg je de oorzaak bij jezelf, anders dan bij emoties als boosheid of minachting. Het zijn emoties waarbij het zelfbewustzijn sterk is verhoogd, ze gaan over jezelf, en tegelijkertijd worden ze vaak opgeroepen in sociale situaties (hoewel ze ook vaak pas optreden als men uit die situatie is en alleen is). Het zijn allebei zogenoemde verzoeningsemoties: emoties die mensen ervaren als ze iets verkeerd hebben gedaan en de relatie met anderen willen herstellen. Beiden zijn ook emoties die mensen vaker voor zichzelf houden en niet snel delen met anderen, zelfs niet met hun vrienden, vergeleken met bijvoorbeeld boosheid, teleurstelling of verdriet.

Zowel schuld als schaamte zijn morele emoties, ze gaan over goed en fout. Maar een belangrijk verschil is dat schaamte meer gaat over wat anderen van je denken en minder over je eigen morele standaard. Schuldgevoel is sterk gekoppeld aan het schenden van een morele regel, vaak met schadelijke gevolgen voor anderen; schaamte kan door meer verschillende situaties ontstaan. Het is net als schuldgevoel wel gekoppeld aan het effect van je gedrag op anderen, maar bij schaamte zijn  mensen primair bezig met de gedachte: wat vinden anderen ervan? Bij schuldgevoel gaat het om wat ze er zelf van vinden, hun eigen morele standaard.[1]

Doordat mensen bij schaamte primair bezig zijn met het beeld dat anderen van hen hebben, ligt de aandacht bij zichzelf en zijn ze minder empathisch tegenover anderen. Het kan zelfs boosheid en rancune tegenover anderen oproepen en andere defensieve reacties. Schuldgevoel is een meer constructieve emotie, het leidt tot een behoefte om het goed te maken, de fout te herstellen (de relatie te herstellen, als je de belangen van iemand hebt geschaad), het volgende keer beter te doen.[2]

Is vlieg- en vleesschaamte echt wel schaamte en niet schuldgevoel? Ik weet het niet. Beiden kunnen door dezelfde situaties worden opgeroepen, en de ene persoon is schaamtegevoeliger dan de andere. Gaat het vooral om wat ánderen vinden van je klimaatonvriendelijke keuzes, dan is het schaamte. Dat zou passen bij wat we vaak zien: dat het mensen weliswaar dwars zit maar ze er evengoed mee doorgaan, vaak zelfs vrolijk 'Ik heb last van vliegschaamte!' koketterend. Op den duur kan ook schaamte wel tot gedragsverandering leiden, als duurzaam gedrag een sterkere sociale norm wordt. Mensen volgen uiteindelijk vanzelf de kudde. Maar vooralsnog moeten we het vooral hebben van mensen met vlees- en vliegschuldgevoel: die zullen al eerder naar duurzame keuzes switchen omdat ze hun eigen morele kompas volgen.