Een persoonlijke crisis kan louterend werken. Als je op de bodem bent, kom je in contact met de diepere lagen van jezelf en de wijsheid daarvan. Mensen kunnen zelfs het roer omgooien, omdat ze gaan beseffen wat hun echte roeping is. Prachtig. Maar toch: misschien ben ik te cynisch, maar waarom is die roeping zo vaak iets op het gebied van ‘andere mensen helpen’ en ‘de inzichten delen die ik nu heb’?
Mensen die besluiten coach of therapeut te worden, waren vaak eerst zelf cliënt. Opkrabbelend uit hun crisis ontdekten ze dat dit is waar hun hart ligt. Natuurlijk, na een moeilijke periode zoek je naar nieuwe zingeving, en ik geloof best dat je dan beter luistert naar de roeping van je hart. Maar ik geloof er helemaal niks van dat bij zo onevenredig veel mensen die roeping toevallig is dat ze anderen moeten coachen en counselen.
Wat hierbij meespeelt, vermoed ik, is dat je jezelf groter maakt door in de rol van helper te stappen. Je bent niet langer degene die een ander nodig heeft: je bent nu zelf degene die weet hoe het leven in elkaar zit. Dat gevoel van superioriteit kan onbewust ten grondslag liggen aan de drive om anderen te helpen op hun levenspad.
Zo zijn de rollen verdeeld: de cliënt is even de weg kwijt, en de coach weet hoe het moet. Zelfs al laat ie dat niet al te nadrukkelijk blijken, zelfs al zegt ie ‘we doen het samen’, het is toch steeds impliciet dat de coach iets weet wat de cliënt niet weet. Cliënten bejegenen hun coach ook op die manier, waardoor het steeds meer een waarheid wórdt.
Coaches zijn belangrijk in het leven van hun cliënten. De rolverdeling tussen coach en cliënt bevordert dat de coach wordt bewonderd en wordt gezien als wijs en alwetend – enkel en alleen omdat hij zichzélf in die rol heeft geplaatst. In het slechtste geval hebben we dan een coach die eigenlijk alleen maar zelf aan het schitteren is, en helaas bestaan die. Met altijd wel een mooie beeldspraak (‘Wil je zeuren, of wil je regisseuren?’ ‘Zonder wrijving geen glans!’ ‘Op een bouwterrein is het altijd een puinhoop!’) om cliënten ‘in de spiegel te laten kijken’ – maar het effect is dat ze naar hém kijken en geïmponeerd raken. Of we hebben een counselor die weet wat iemands diepere drijfveren zijn en die, en als de cliënt zich daar niet in herkent of het traject beëindigt, constateert dat de cliënt ‘er nog niet aan toe was’.
Maar de rolverdeling kan ook gunstig uitpakken. Voor de cliënt is het fijn: wie wil er nu niet een coach die precies weet hoe het leven in elkaar zit? Voor de coach is het ook fijn: zijn ego floreert op de zelf toebedeelde rol. Het is een soort impliciete samenzwering waarin de behoeftes van beiden worden bevredigd. Het resultaat kan volstrekt bevredigend zijn. Toch heb ik zo’n donkerbruin vermoeden dat de beste coach iemand is die dit alles doorziet, bij zichzelf en bij de cliënt. En die dat dan weer alléén laat blijken als dat het proces ten goede komt.