Psychologen zeggen: er is een zwakke relatie tussen intentie en gedrag. In gewoon Nederlands: er komt vaak weinig terecht van goede voornemens. Hoe komt dat? Waarom is het zo moeilijk iets te doen waarvan je zelf hebt besloten dat je het wílt?
Een belangrijk probleem is dat mensen te veel gericht zijn op het doel en te weinig op de weg er naartoe. We hebben ten onrechte het idee dat we al half op weg zijn als we onszelf eenmaal een doel hebben gesteld, een target. Ja, als we concrete doelen stellen (aan het eind van dit jaar weeg ik 20 kilo minder; in 2050 stoten we 49% minder uit) líjkt het voornemen menens. Maar niets is makkelijker dan targets stellen. Een kleuter kan het. Een kleuter kan dagdromen over het beoogde doel. Maar onderzoek wijst erop dat dit geen stap dichterbij komt zonder concrete actieplannen en bindende afspraken – met jezelf, of (in een organisatie of in de politiek) met elkaar.
Positief denken kan goed zijn voor de inzet, maar het gevaar is dat mensen blijven hangen in fantasieën en dagdromen. Onderzoekster Gabriele Oettingen noemt dat indulging: denken aan hoe fijn het is als de droom verwezenlijkt is, niet aan wat er fout kan gaan. Uit haar onderzoek bleek dat indulgers met goede voornemens de laagste kans op succes hebben. Ze nemen vaak verkeerde beslissingen, doordat ze de negatieve gevolgen onvoldoende in beeld hebben. Of ze komen überhaupt niet tot actie. Ze hebben bijvoorbeeld positieve fantasieën over hun toekomstige baan, maar ze solliciteren minder en verdienen uiteindelijk ook minder dan somberaars.
Is negatief denken dan beter? Nee: dan blijf je óók zitten waar je zit, doordat je blijft malen over hoe slecht de situatie is en hoe ver je verwijderd bent van waar je naartoe wilt. Wat wél werkt is een derde strategie: mental contrasting. Hierbij haal je eerst je droom voor de geest: wat wil je voor elkaar krijgen, hoe ziet het eindresultaat eruit? Vervolgens denk je aan de realiteit, en aan het contrast met je droom. Dit is een stuk minder prettig maar het is een noodzakelijke tweede stap: hierdoor word je realistisch en ga je overdenken wat er nodig is om de kloof van realiteit naar fantasie te overbruggen. Contrasters denken meer concreet over wat voor actie ze moeten ondernemen en welke belemmeringen ze moeten overwinnen. Ze maken als-dan-plannen: als ik op een feestje kom met lekkere hapjes, zal ik mezelf eraan herinneren waarom ik wil afvallen; als ik wil hardlopen en het regent, ga ik naar de sportschool. Ze committeren zich aan hun doel: ze beschouwen het als een contract met zichzelf waar ze zich aan willen houden. Dat geeft een ‘kom op, aanpakken’-gevoel; een extra energie die zelfs fysiek meetbaar is, en die ze gebruiken om er harder aan te trekken als het tegen zit.
Het wetenschappelijke advies voor iedereen met goede voornemens, inclusief het kabinet: maak het concreet. Kijk eerlijk naar je eigen track record en bedenk een specifiek plan om de oorzaken van je eerdere falen weg te nemen. Dagdromen is fijn, maat het is niet de manier om je dromen werkelijkheid te maken.
Een uitvoeriger handleiding voor het realiseren van doelen en plannen is te vinden in Je bent wat je doet (Maven Publishing, 2014; herziene editie 2019).