Categoriearchief: Aktueel

Het domme onbewuste

Kun je je onbewuste ingevingen wel vertrouwen?

 

Ik was verdwaald in het bos. Ik heb een oriëntatievermogen van niks, dus dat gebeurt geregeld als ik op onbekende plekken uit wandelen ga. Normaliter vind ik mijn weg wel weer met de smartphone, alleen: die had ik nu niet bij me. Maar ik had mijn honden! Ik dacht steeds: als ik echt geen idee meer heb, geef ik hun de leiding. Al vaker heb ik mijn ene hond teruggevonden door gewoon de andere te volgen. Naast hun geur hebben ze ook een giga-richtingsgevoel. Het komt wel goed.

Maar ondertussen begon het te schemeren en ik werd moe en was het zat. Bobbie ook, merkte ik. Toen kwamen we bij een T-splitsing. Voor mijn gevoel moesten we rechtdoor, maar dat kon niet. Ik keek links, ik keek rechts. Ik had geen idee. Bobbie ook niet. Hij keek naar mij: hoe ga je ons naar de auto brengen, baas? Maar Aagje, die wilde duidelijk linksaf. Dus…

Opeens besefte ik dat dat álles kon betekenen. Aagje is superdol op wandelen. Het liefst doet ze dat de hele dag. Vaak wil ze de andere kant op als we bijna thuis zijn: nog even verder, baas! Ze loopt altijd voorop, ze weet altijd waar we naartoe moeten. Dat wist ze nu ook vast. Maar… wílde zij al wel naar huis? Trok ze naar links omdat ze daar de stal rook? Of juist omdat ze nog even verder wilde?

Terwijl ik haar volgde, aarzelend en achteromkijkend, bedacht ik: dit is nu precies het probleem met dat zogenaamde slimme onbewuste van ons. Onbewust weten we heel veel. We hebben eeuwenoude instinctieve kennis van onze voorouders. Daarom houden we bijvoorbeeld van zoet, niet van bitter: bittere dingen zijn vaak giftig. Daarom hebben we instinctief geen zin in seks met familieleden en juist reuze zin in partners met goeie genen; waar je dat aan ziet weten we ook onbewust. Ook in ons eigen leven hebben we veel kennis opgedaan die we niet expliciet kunnen benoemen maar die er wel is.

Met al die onbewuste kennis zijn we onoverwinnelijk, zou je zeggen. Toch klopt dat niet. Want onze onbewuste instincten zijn vaak heel kortzichtig. Als je je gevoel volgt, ga je toch dat lekkere taartje eten of dat extra glaasje wijn drinken. We hebben weliswaar een grote onbewuste intelligentie, maar instinctief willen we vaak juist domme dingen doen: teveel eten, luieren, whatsappen/ facebooken – afijn, al die prettige dingen die slecht voor ons zijn.*

Zo was het ook met Aagje. Ik kon erop vertrouwen dat zij wist waar de auto was. Maar niet of zij daar wel heen wilde. Op dezelfde manier kun je ervan op aan dat je veel onbewuste slimheid hebt – maar niet dat je onbewust de juiste dingen wilt. Als iets ‘goed voelt’, kan dat ook komen door het streven naar oppervlakkige genoegens, of tegenzin om uit je comfortzone te komen.

Je moet dus naar je eigen intuïtie net zo kritisch en wantrouwend kijken als ik naar Aagje keek: wat zijn haar behoeftes nu, wil ik die volgen? Ik besloot van wel. Het was een gokje; ik schatte in dat ze ook moe was. De auto stond aan het eind van het pad om de hoek.

 

Misheard lyrics

Wat je hoort ben je zelf

 

Toen ik klein was, zong ik mee met Engelse liedjes die ik niet verstond. Net als veel mensen maakte ik mijn eigen brabbeltaaltje van de onbekende Engelse woorden. Op latere leeftijd blijf je dat doen bij songteksten die je niet kan verstaan of die uit betekenisloze klanken bestaan. Als ik ‘State of independence’ van Donna Summer hoor, waar het koor drie keer ritmisch zingt Shablamidi, shablamida, dan is dat in mijn hoofd altijd: Ze komme nie, ze komme wel.

Inmiddels zijn dergelijke misheard lyrics een populair gespreksonderwerp. Op internet is er de site www.kissthisguy.com, genoemd naar het mis-verstane ‘Kiss the sky’ van Jimi Hendrix; De wereld draait door heeft de rubriek Mama Appelsap, naar de laatste strofe van Ma ma se, ma ma sa, ma ma coo sa in ‘Wanna be starting something’ van Michael Jackson. In de talkshow van Jimmy Fallon bleek iemand deze zelfde tekst te horen als: ‘I’m ashamed of the sight of my mocasins’ – een wereld van verschil met Mama Appelsap, maar je kunt ze er echt allebei op zingen, probeer het maar eens.

Dit laat mooi zien hoe je eigen taal van invloed is op wat je hoort; een Amerikaan zou natuurlijk nooit ‘appelsap’ horen. Ook je eigen ervaringen spelen een rol, zag ik aan een voorbeeld bij een andere aflevering van Jimmy Fallon: het begin van een nummer van de Beach Boys dat Barbara Ann blijkt te heten (waarvan ik zelf altijd dacht dat ze gewoon non-woorden zongen: ba ba ba, ba ba bereng), werd door een kijker gehoord als Bob Bob Bob, Bob Bob or Ann. Haar ouders heten Bob en Ann.

Wat je hoort wordt dus gekleurd door je eigen ideeën en verwachtingen, en dat maakt het psychologisch interessant. Het illustreert dat al onze waarnemingen – wat we zien, horen, proeven – slechts ten dele het product zijn van het werkelijke object ‘daar buiten’, en voor een ander deel aan ons eigen brein ontspruiten. Het ‘Ding an sich’, zoals Kant het noemde, kunnen we nooit echt waarnemen: het is onvermijdelijk dat we onze eigen concepten, ervaringen en verwachtingen er bovenop leggen. Doordat we dat automatisch en onbewust doen, beseffen we niet dát we het doen – met als gevolg dat onze waarneming zich ten onrechte aan ons voordoet alsof er een 1-op-1 correspondentie is met het ding daarbuiten.

Juist wanneer we nonsens of onduidelijkheid tegenkomen, zoals het onzinnige ma ma coo sa, dan slaat ons brein toe om er betekenis in te leggen. Dat doet de meaningmaker in ons die altijd bezig is orde en en zin op te leggen aan een wereld die vaak betekenisloos en chaotisch is. Ook het gedrag van onze medemensen kan ruimte bieden voor projectie van onze eigen thema’s. Je indruk van een persoon zegt dan ook maar ten dele iets over de persoon, het zegt ook iets over jezelf.

Misheard lyrics zijn een grappige reminder dat we onze waarnemingen moeten relativeren. En wie weet onthullen ze soms ook diepere gevoelens van de luisteraar. Bij het lied ‘Now I’m a believer’ van de Monkees was er bijvoorbeeld iemand die hoorde: Then I saw her face, Now I wanna leave her. Dat geeft te denken over je relatietevredenheid, denk ik dan.

 

Zwijgen is instemmen

Zeg jij iets tegen seksisme of racisme?

Als je geen partij wilt kiezen, dan hou je je mond. Je bemoeit je er niet mee. Door te zwijgen blijf je neutraal. Het lijkt de veiligste weg  tussen het gekrakeel van de mensen met uitgesproken meningen. Hoor je bij de meer gematigde middenmoot, die we hard nodig hebben in onze gepolariseerde samenleving, dan heb ik slecht nieuws: zwijgen is niet neutraal. Wie zwijgt stemt toe.

Dat gebeurt al op kleine schaal, bijvoorbeeld wannneer we onze bezwaren inslikken bij iemand die ons iets opdringt waar we eigenlijk geen zin in hebben. Of iemand die een foute grap maakt over vrouwen of een andere minderheidsgroep. “Ik zou het niet pikken!”, zeggen we vaak tegen anderen. Maar als het erop aankomt en we zelf in de situatie zitten, zijn de meesten van ons toch gewoon goeierds die het bewaken van de harmonie en de gezelligheid belangrijker vinden dan opkomen voor onszelf en onze waarden. “Ach, zo erg is het ook weer niet”, zeggen we dan tegen onszelf.

Dat is heel spijtig, want door je eigen meegaandheid voor jezelf recht te praten, vertel je jezelf dat jouw zwijgen prima is. En, nog belangrijker: door gewillig mee te bewegen en vriendelijk te lachen, creëer je zelf actief een werkelijkheid waarin het patroon zich gemakkelijker kan herhalen, ook doordat jouw reactie die ander een boodschap geeft: het is oké, het kan. Het gevolg is dat je onwenselijk gedrag van anderen in stand helpt houden, zoals onbeschoft gedrag, of seksisme en racisme.

Zo werd in een onderzoek* vastgesteld dat vrouwelijke deelnemers dáchten dat ze er iets van zouden zeggen als een man in hun bijzijn een seksistische opmerking maakte. De meesten deden dit echter niet toen ze daadwerkelijk in die situatie kwamen. Juist degenen die het belangrijk vonden om seksistisch gedrag te bestrijden, bleken de seksist (in werkelijkheid een handlanger van de onderzoekers) zelfs positiever te beoordelen en als minder seksistisch te zien: het viel best mee wat ‘ie zei. Hiermee rechtvaardigden ze hun eigen zwijgen.

Vergelijkbare resultaten zijn gevonden voor racisme. Mensen verwachten boos te worden en iemand uit de weg te gaan die zich racistisch uitlaat, maar als ze het meemaken reageren de meesten anders dan ze denken.**

Doordat mensen vaak ook op elkaar letten om te bepalen of iets kan en mag, ontstaat zo een situatie waarin iedereen denkt (inclusief de ‘dader’): blijkbaar kun je dit soort dingen gewoon zeggen. Het zwijgen kan op die manier de tolerantie voor dit soort gedrag vergroten. Iets wat begint bij één individu die niet durft of het gezellig wil houden, kan zo uiteindelijk grote gevolgen hebben. Hetzelfde geldt voor ander ongewenst gedrag, zoals pesten: de zwijgende meerderheid kan hier hét verschil maken. Niet voor niets zijn succesvolle interventieprogramma's*** juist daarop gericht.

Ja, zwijgen is soms goud. Maar je uitspreken op een moeilijk moment, opstaan voor je overtuigingen als het eng is, dát is platina. Kom je weer eens in zo'n situatie, denk dan aan het mooie citaat van Edmund Burke:  Er is maar één ding nodig om het kwade te laten zegevieren: goedwillende mensen die niets doen.

Stemmen

Waarom we niet wijzer worden van enquêtes

Roos Vonk*

'De Nederlandse kiezer heeft behoefte aan een sterke leider'[1].
'Kiezers stemmen op de inhoud van het partijprogramma, niet op de persoon van de lijsttrekker.'[2]
'Mannen vinden intelligentie bij een vrouw belangrijker dan schoonheid.'[3]
Een paar voorbeelden van onderzoeksresultaten gebaseerd op zelfrapportage: je vraagt mensen naar hun meningen, overwegingen en motieven, en dan geven ze antwoord.
 
Maar mensen weten vaak helemaal niet weten wat ze willen, en vooral niet waarom. Dat is te danken aan die geroemde enorme capaciteit van ons onbewuste informatieverwerkingssysteem. De meeste dingen die we doen, denken en voelen komen via onbewuste processen tot stand. Autorijden, in grammaticaal correcte zinnen spreken, indrukken vormen van andere mensen, interpreteren wat je leest, een partner kiezen of een huis, een merk tandpasta, of een politieke partij: de onderliggende processen verlopen allemaal onbewust.

Kwebbeldoos

Volgens de Amerikaanse psycholoog Tim Wilson zijn we in wezen vreemden voor onszelf. We weten vaak wel wát we willen en vinden, maar niet waaróm. Achter de coulissen verwerkt het onbewuste alle informatie, en alleen tussentijdse resultaten van dat proces worden zichtbaar: een gevoel, een gedachte, een beslissing of handeling.
 
Dit betekent dat we onze eigen beweegredenen nauwelijks kennen, ook al hebben we wel die illusie. Ter plekke verzinnen we de redenen erbij: ‘Dat ik die persoon graag mag, zal wel komen omdat hij eigenschap X heeft want dat vind ik leuk.’ Of: ‘Ik vind collegialiteit belangrijk, dus dat moet de reden zijn dat ik graag werk bij bedrijf A.’  We bedenken dit soort redenen, dat geeft ons het gevoel dat we onszelf kennen. Ons bewuste zelf bevat een verklarend stemmetje, een soort voetbalcommentator die aan de zijlijn staat en commentaar geeft, maar nog nooit bij een training is geweest. Die innerlijke kwebbeldoos kent niet de drijfveren en oorzaken achter wat ie ziet, maar dat belet ‘m niet om er op stellige toon verhaaltjes over te vertellen.
 
Dit ervaren we als rechtstreekse toegang tot onze beweegredenen, maar dat is een illusie. Onze bedenksels kloppen vaak helemaal niet met onze werkelijke drijfveren. Dit betekent dat het niet zoveel zin heeft mensen te vragen naar het waarom van hun keuzes (zoals steevast gebeurt in verkiezingstijd). Mensen denken dat ze het weten, maar ze hebben vaak geen idee.

Je bent wat je doet

Toen Frans de Waal in 2017 te gast was in Zomergasten zei hij: Ik ben blij dat apen geen vragenlijsten kunnen invullen, want dat levert per definitie onbetrouwbare antwoorden op; terwijl die antwoorden door de menswetenschappers wel als feiten worden verwerkt. Hij had gelijk met het eerste, maar met het tweede deed hij de wetenschappers in mijn vakgebied (sociale psychologie) nogal tekort: zij weten dit al sinds de jaren zeventig (toen het artikel Telling more than we can know verscheen, een belangrijk wetenschappelijk artikel over ons onvermogen tot introspectie) en houden daar ook terdege rekening mee. Dat doen ze door gebruik te maken van experimenteel onderzoek en gedragsobservaties wanneer dat mogelijk is. Want als je meer van mensen wilt begrijpen, moet je kijken naar wat ze doen en niet wat ze daarover zeggen.

In het geval van verkiezingen blijkt dan onder meer (uit Amerikaans onderzoek) dat mensen vaker stemmen op kandidaten die lang zijn[4]; met krachtige, dominante trekken in het gezicht[5]; met een lagere stem; die in hun lichaamstaal zelfvertrouwen uitstralen. Ook is gebleken dat mensen eerder instemmen met politieke standpunten als die worden gepresenteerd door een charismatische persoon dan door een grijze muis; ze vinden die standpunten dan meer lijken op hun eigen standpunt. Hierdoor hebben ze zelf het idee dat ze kiezen voor het standpunt, niet voor de persoon.[6] En dát is wat ze vertellen in een enquête.

Undo

Rode wijn en ***

Roos Vonk, Psychologie Magazine, december 2012

Soms doe je dingen die je gelijk weer ongedaan wilt maken. Een tactloze opmerking of een roekeloze manoevre in het verkeer, maar vooral heel alledaagse huishoudelijke miskleuntjes. Als ik net mijn aardappelmesje onderin de GFT-bak heb gegooid. Als ik een plant teveel water geef waardoor alles er aan de onderkant weer uitloopt. Als ik uitschiet met de peper. Waar is de Undo-toets? denk ik dan. Wat zou het heerlijk zijn als je met één klikje je laatste aktie terug kon draaien.

Helaas, die toets ontbreekt in real life. En dus kun je ook maar beter niet wrijven in de vlek, zeggen communicatie-deskundigen. Hoe harder je probeert je uitglijders ongedaan te maken of recht te zetten, des te meer vestig je de aandacht erop. Denk maar aan het welbekende boemerang-effect: als je niet aan witte beren mag denken, moet je er juist aan denken. En dat is alleen nog maar als je tegen jezélf zegt ‘niet aan denken’. Zeg je tegen iemand anders “Let niet op de rommel”, waar gaat ie dan naar kijken? Tuurlijk. Uit de film kennen we allemaal de instructie: “The jury will disregard that remark”. De aanklager brengt bijvoorbeeld een eerdere verdenking ter sprake, waardoor de verdachte extra verdacht wordt. Dan zegt de rechter dat dat niet had gemogen. Maar kan de jury die informatie zomaar weer wegpoetsen?

Dat hangt er vanaf, blijkt uit Amerikaans onderzoek naar juryrechtspraak. Als mensen informatie moeten negeren omdat die bewezen onjuist is, dan doen ze welwillend hun best om de implicaties ervan ‘af te trekken’ van hun mening. Toch blijft onbewust het aanvankelijke gevoel vaak hangen.* Ik noem dat het JR-effect, naar acteur Larry Hagman, die de slechterik JR speelde in de tv-serie Dallas. Hij kreeg in de jaren tachtig op straat geregeld scheldkanonnades naar zijn hoofd en soms vielen er zelfs klappen. “Daar heb je die rotzak” was het eerste gevoel dat bij de kijkers bovenkwam als ze hem zagen.

Nog erger wordt het wanneer mensen informatie moeten negeren omdat die via ongeoorloofde slinkse wegen boven water is gekomen. Die informatie is natuurlijk juist machtig interessant – zoiets als een ‘uitgelekt rapport’ (dé manier om aandacht te krijgen: iets laten ‘uitlekken’). Hier moest ik aan denken toen ik las over het onlangs verschenen boek over Gerard Reve – met sterretjes op alle plaatsen waar de partner van Reve bezwaar had gemaakt en waar de oorspronkelijke tekst daarom was verwijderd. Dat is wel een zeer valse truc van auteur en uitgever, want nu trekken die sterretjes natuurlijk juist alle aandacht. Iedereen staat even stil bij een zin over betogen die waren “geïnspireerd door het gebruik van rode wijn en ***.” Dat moet iets ergers zijn dan wijn, weet je dan. En bij de zin “Je hebt trouwens al flink wat dons om je *** pielemuisje” denk ik gelijk: daar zal wel ‘kleine’ hebben gestaan; welk ander adjectief zou een man wegcensureren?

Het is duidelijk: we kunnen niet alles corrigeren wat ons niet bevalt. Sterker: je bent vaak beter af als je het niet eens probeert. Een mentaal undo is net zo onmogelijk als de peper weer uit de pastasaus halen.

 

Meervoudig onwetend

Hoe meer omstanders, des te kleiner de kans dat iemand helpt.

Roos Vonk

Een paar jaar geleden werden, via de nieuwe live-functie op Facebook, beelden getoond van de verkrachting en mishandeling van een 15-jarig meisje door een groep jongens. De beelden werden live bekeken door minstens 40 mensen. Niemand belde de politie.

Je bent geneigd om deze getuigen te zien als ongelofelijke hufters. Maar wat zij deden – of beter, níet deden – is in wezen een algemeen voorkomende reactie in dit soort omstandigheden. Regelmatig verschijnen berichten in het nieuws over noodsituaties waarbij vele omstanders aanwezig waren, maar niemand iets heeft gedaan. Volgens psychologisch onderzoek is een groot aantal omstanders juist de oorzaak dat niemand actie onderneemt.* De verantwoordelijkheid om iets te doen is verspreid over veel mensen. Deze zogenoemde diffusion of responsibility beïnvloedt het gedrag van mensen in allerlei situaties die een beroep doen op de gemeenschapszin en hulpvaardigheid. Als de nood ernstig is, denkt iedereen dat een ander al wel actie ondernomen heeft.

In een onbekende situatie kijken mensen vaak naar anderen voor aanwijzingen. Doet niemand iets, dan leidt iedereen daaruit af dat het dus wel meevalt. Wat mensen zich niet realiseren, is dat die anderen óók kijken naar anderen. Zo staat iedereen dus af te wachten of iemand alarm slaat. En als niemand dat doet, denkt iedereen: niemand doet iets, dus het zal wel oké zijn. Dit verschijnsel heet pluralistic ignorance: je bent met z’n allen onwetend. Het heeft niet alleen grote invloed bij omstander-hulp en verwante zaken zoals pesten op het werk, maar ook bij groepsprocessen, bijvoorbeeld in vergaderingen (“Niemand stelt een vraag, dus ik ben kennelijk de enige die dit een stom idee vindt”) en in de samenleving als geheel (“Niemand ziet klimaatverandering als urgent, dus het zal wel loslopen”).

In deze voorbeelden gaat het om noodsituaties waar de omstanders elkaar zien, en elkaars inactie verkeerd interpreteren. Maar in de Facebook-live context zien de omstanders elkaar niet en weten dus niet wat anderen doen. Dit is vergelijkbaar met klassieke sociaal-psychologische studies naar het omstander-effect, waarin deelnemers getuige waren van brand of van iemands epileptische aanval: de deelnemers wisten dat er nog andere deelnemers waren, maar ze konden elkaar niet zien. Hoe meer anderen ze dachten dat er waren, des te kleiner was de kans dat iemand iets deed.

Bij de Facebook-live functie weet je als kijker niet hoeveel anderen er nog meer kijken, maar natuurlijk neem je aan dat je niet de enige omstander bent. En hoe erger het is wat je ziet, des te meer zul je geneigd zijn te denken: iemand zal vast al wel de politie gebeld hebben. Of: de Facebook-medewerkers zien het ook en gaan iets doen. Want Facebook houdt continu alles in de gaten, toch? Ze moeten alle content toch checken op seks, geweld en onwaarheden?

Dat mensen geen hulp bieden of zich anderszins onnozel of amoreel gedragen, komt vaak gewoon doordat ze aarzelen en geen autonome keuzes maken. Van nature zijn we nu eenmaal kuddedieren. Waar je ook bent, het is altijd goed jezelf de vraag te stellen: is mijn gedrag consistent met mijn eigen morele kompas? Wat ook helpt tegen het omstander-effect: erover lezen, zodat je het herkent als je het meemaakt. Bij deze.