POLDEREN MET PRINCIPES

Hoe je flexibel én principieel kunt zijn

Dia1Als je je mening steeds aanpast aan de omstandigheden, ben je niet erg principieel. Politici roepen geregeld die verdenking over zich af. Anderzijds: als je standpunt vastligt en je van geen wijken wilt weten, ook niet in het licht van nieuwe informatie, ben je dogmatisch en rechtlijnig. Herziening van je standpunt kan getuigen van redelijkheid en zelfs wijsheid. Iets wat je bij politici ook maar zelden ziet.

De kunst is principieel en toch flexibel te zijn. Dat is niet zo moeilijk als je de sociale beoordelingstheorie van Sherif en Hovland kent. Volgens deze theorie heeft iedere mening een positie op een continuüm van extreem vóór tot extreem tegen. Gaat het bijvoorbeeld over de bio-industrie, dan kun je aan het anti-extreem de mening van een veganist plaatsen, die vindt dat je helemaal niets van dieren zou moeten gebruiken. Aan het pro-extreem kun je Henk-Jan Ormel van het CDA plaatsen, die vindt dat we méér vlees moeten eten en zelfs een vegetarisch kookboek wilde verbieden omdat dat propaganda is voor geen-vlees eten. Daar tussenin zitten onder meer vegetariërs, scharrelvlees-eters, vleesverlaters, en de doorsnee karbonade-met-bloemkool-eters. Al deze standpunten liggen op een continuüm dat in dit voorbeeld loopt van ‘niks mag’ tot ‘alles moet’.

Ieders standpunt kan op zo’n continuüm geplaatst worden. Daar omheen hebben mensen een omringend gebied van standpunten die ze ook nog aanvaardbaar vinden. Een voorbeeld: ik eet geen vlees; daarnaast vind ik aan de ene kant veganisme ook aanvaardbaar, en aan de andere kant het standpunt van biologische vleeseters ook. Al die standpunten vallen binnen mijn zogenoemde acceptatiegebied. Er zijn ook standpunten die daarbuiten vallen. Sommige daarvan vallen in mijn onverschilligheidsgebied, andere vind ik verwerpelijk. Het standpunt van Ormel (‘vlees moet’) ligt in mijn verwerpingsgebied.

De grootte van de gebieden is afhankelijk van iemands betrokkenheid bij het onderwerp. Mensen met een sterke betrokkenheid hebben een groot verwerpingsgebied: ze zien veel standpunten als verwerpelijk. Dat roept tegenspraak op, anderen doen hun best deze mensen tot andere gedachten te brengen. Maar dat is zinloos. Mensen zullen nooit overtuigd raken van een standpunt dat in hun verwerpingsgebied ligt. Een hoge betrokkenheid gaat dus vaak gepaard met weinig openheid voor andere meningen, maar betekent wel dat mensen pal staan voor hun standpunt, er niet mee sjoemelen en consistent zijn. In de politiek maakt dat de zaken simpel, geloofwaardig en duidelijk voor de kiezer. De gevestigde middenpartijen vinden dat lastig. Ze zijn gewend om te polderen, coalities te vormen en iedereen te vriend te houden. Dat roept vragen op: waar sta je nou eigenlijk voor?

Als reactie daarop nemen deze politici af en toe opeens onwrikbare of gedurfde posities in. Alsof ze daarmee willen zeggen: Kijk eens, ik heb ook heus wel principes. Maar als principes strategische instrumenten worden, staat het paard achter de wagen. Het probleem van te weinig geloofwaardigheid los je niet op door naar buiten te kijken om te zien wat op anderen geloofwaardig overkomt, maar alleen door naar binnen te kijken: waar geloof ík in? Waar is het mij om te doen, wat vind ik zó belangrijk dat ik er pal voor sta, ook als het lastig wordt? Als je dat weet, hoef je nooit te twijfelen aan je eigen geloofwaardigheid en kun je op andere fronten – waar je verwerpingsgebied kleiner is – naar hartelust polderen, je welwillendheid tonen en het benodigde sociaal kapitaal beschermen, zonder dat mensen vergeten waar je voor staat.