Roos Vonk
Maak je je eigen keuzes of beweeg je mee met de meute? Of het nu gaat om aankopen van muziek of kleding, meningen en interesses, eten en drinken: verreweg de meeste mensen zijn ervan overtuigd dat ze hun eigen keuzes maken vanuit hun hoogst eigen individuele zelf.
Maar in feite zijn mensen toch echt kuddedieren. Ze gaan automatisch synchroon bewegen bij het wandelen of wanneer ze op een schommelstoel zitten; ze nemen elkaars stemmingen en mimiek over en ook andere lichamelijke uitingen, zoals gapen, hoesten of wiebelen. Daarin verschillen mensen niet van chimpansees, bavianen en honden: die doen dat ook, zelfs bij een tekenfilmpje van een soortgenoot. En net als vogels en vissen kunnen mensen automatisch dezelfde kant op bewegen, bijvoorbeeld als ze gedachteloos achter anderen aan lopen nadat ze de trein uitstappen, of bij paniek allemaal dezelfde kant op rennen, ook als dat de verkeerde is – of juist allemaal blijven zitten terwijl ze beter kunnen vluchten.
Denk aan de brand in het Euroborgstadion in 2008. Voetbalsupporters gooiden rollen wc-papier op het veld en die vatten vlam. Hoewel iedereen het vuur en de rook zag, bleven mensen nog lang op de tribune zitten en gingen zelfs door met gooien van wc-rollen waardoor de brand steeds erger werd. Omgekeerd kunnen mensen elkaar ook besmetten met onnodige paniek en hysterie. Denk aan het incident op de Dam bij de dodenherdenking in 2010. Veel mensen die de ‘schreeuwer’ hoorden bleven gewoon staan, maar zodra ergens een paar mensen begonnen weg te rennen, begon iedereen die in de buurt stond dat ook te doen en verspreidde het gedrag zich als een olievlek.
Je hoeft mensen niet eens te zien om ze na te doen, je hoeft alleen maar aan ze te dénken. We nemen elkaars stemming alvast over vóórdat we elkaar spreken, zelfs als we ons daardoor minder goed voelen. Ga je bijvoorbeeld op bezoek bij iemand van wie je weet dat die treurig is, dan word je zelf ook alvast een beetje treurig. Mensen die een mening moeten verdedigen voor een publiek, passen zich bij voorbaat al enigszins aan aan hoe het publiek erover denkt. Mensen die aan bejaarden denken gaan langzamer lopen, mensen die aan een verpleegster denken schieten iemand eerder te hulp, en door te denken aan domme blondjes kun je zelf dommer worden; het zogenoemde Paris-Hilton-effect.
Het automatisch imiteren en afstemmen bevordert groepsprocessen, zoals goede samenwerking en het gevoel dat je elkaar begrijpt. Het geeft een gevoel van verbondenheid en sympathie, het versterkt de sociale band. Zodoende kun je er ook anderen mee beïnvloeden, want door te imiteren verhoog je je liking-factor. Overigens hoef je dat niet bewust te doen, want als de ‘klik’ tussen mensen goed is, imiteren ze elkaar vanzelf. (Is die klik er niet, dan kun je het ook beter niet doen: dan kan het er juist toe leiden dat je mínder aardig wordt gevonden – net als wanneer iemand die je niet mag te dichtbij je komt staan.) Een ander soort invloed middels imitatie toonde Bram Moszkowicz toen hij Holleeder verdedigde. In praatprogramma’s noemde hij zijn cliënt consequent “de heer Holleeder”, en anderen gingen dat taalgebruik vanzelf overnemen; bijvoorbeeld Paul Witteman, die in P&W aan Moszkowicz vroeg: “Is het niet belastend dat de heer Holleeder de heer Endstra met een pistool heeft bedreigd?” Door dit soort taalgebruik zie je opeens niet een ‘zware jongen’ voor je, maar een heer van stand. En doordat anderen dit overnemen, kan het de beeldvorming beïnvloeden.
Zo kun je je voordeel doen met kuddegedrag; dan word je stiekem de herder van de kudde en heb je heel misschien toch nog iets te vertellen als hoogst uniek individu.
Chartrand, T. L., & Bargh, J. A. (1999). The chameleon effect: The perception-behavior link and social interaction. Journal of Personality and Social Psychology, 76, 893-910.
Bargh, J. A., & Chartrand, T. L. (1999). The unbearable automaticity of being. American Psychologist, 54, 462-479.