Tijdens het lezen van Gouden jaren (Annegreet van Bergen) kwamen vele jeugdherinneringen bij me boven. De feestelijke vrijdagavond voor de buis, want dan kregen we Cola of Sinas met chips. Als student met een rol kwartjes naar de telefooncel om ‘naar huis’ te bellen. Na bezoek aan oma even bellen (drie keer over laten gaan, opnemen was te duur) dat je veilig thuis was.
Het boek laat mooi zien hoe welvarend we zijn geworden. De Nederlander moppert wat af (in dankbaarheid bungelen we onderaan de internationale ranglijst), maar vanuit het oogpunt van toen leven we nu in weelde, misschien zelfs decadentie. In 1950 at de Nederlander gemiddeld ruim 3 ons vlees en 1 ons kaas per week, nu meer dan 8 ons vlees en 3,5 ons kaas. Er waren geen Franse kaasjes, geen mango’s en kiwi’s en zelfs bananen waren een bijzonderheid. Geen CV, vaak geen toilet binnen, geen douche, geen wegwerpluiers en -maandverband. Toen de 'kijkkast' kwam was er één zender die een paar uur per dag uitzond. De meeste mensen verplaatsten zich met fiets of benenwagen. Een uitje of vakantie (op de Veluwe) was een bijzonderheid waarbij foto’s werden gemaakt – die je vaak pas een half jaar later zag, na een andere foto-waardige happening (zoals uit eten bij de Chinees), want voordat ze werden ontwikkeld moest eerst ‘het rolletje op’.
Onze verworvenheden staan onder druk – niet alleen door de vluchtelingencrisis, maar ook door het wereldvoedselprobleem en de klimaatverandering, die onder meer een drastische reductie van onze vleesconsumptie noodzakelijk maken. 'Dat tast onze keuzevrijheid aan! Ons fundamentele recht!' zeggen velen dan boos. In het licht van de recente geschiedenis vind ik dat verwend en hebberig. We zouden zo makkelijk een heel klein beetje kunnen missen van onze overdaad.
Maar de reactie is wel verklaarbaar: het kwijtraken van iets dat je al had, weegt psychologisch zwaarder dan het verkrijgen van iets dat je niet had. In onderzoek naar het zogenoemde endowment-effect krijgen deelnemers bijvoorbeeld iets kado van de onderzoeker (to endow = begiftigen, kado doen). Wanneer vervolgens wordt gevraagd een verkoopprijs te noemen voor dit eenmaal verkregen artikel, vraagt men gemiddeld een hogere prijs dan wat men ervoor zou betalen als men het nog niet had.
Verlies wordt sterker gevoeld dan winst. ‘Hebben is houden’, is dus het motto. Van deze asymmetrie wordt handig gebruik gemaakt door bedrijven die een product aanprijzen op proefbasis (“Probeer ons product vier weken; bent u niet tevreden, dan krijgt u het volledige aankoopbedrag terug”): door het endowment-effect neemt de subjectieve waarde van het product toe, waardoor men het niet meer wil teruggeven voor de oorspronkelijke prijs.
Nu we eenmaal zijn voorzien van elke dag vlees, auto’s, mango’s en wat dies meer zij, heeft het mogelijke verlies daarvan een onevenredig gewicht. Daarbij wordt gemakshalve vaak vergeten dat onze welvaart voor een belangrijk deel is gebaseerd op activiteiten die hebben geleid tot klimaatverandering – en dus tot droogtes en overstromingen in die delen van de wereld waar veel vluchtelingen nu vandaan komen.
Laatst zag ik op de kijkkast hoe wereldreizigster Floortje Dessing een kleine gemeenschap op Spitsbergen bezocht. Daar heerste een sterke verbondenheid en solidariteit, min of meer afgedwongen door de barre koude omstandigheden: als het leven zwaar is, moet je samenwerken. Zo is ook ons leven tienduizenden jaren geweest. Misschien, dacht ik, hebben we het wel té goed gekregen. Want je wordt niet gelukkig van angstvallig bewaken wat je hebt, maar van delen, geven, samenwerken. Niet van wat je hebt, maar van wat je bent en wat je doet.