CONFORMISME

De invloed van anderen is sterker dan je denkt

Roos Vonk

Stel je voor dat je meedoet aan een waarnemingsonderzoek. Je zit in een zaaltje met nog zes deelnemers. De onderzoeker laat dia’s zien van verschillende lijnstukken. De deelnemers moeten om beurten aangeven welke twee lijnstukken dezelfde lengte hebben. Je kijkt even en je ziet dat het antwoord nogal duidelijk is.

De onderzoeker vraagt van links naar rechts het antwoord aan alle deelnemers. Jij bent steeds als een-na-laatste aan de beurt. Na een aantal rondes met verschillende lijnstukken blijkt dat jullie antwoorden heel eensgezind zijn. Maar op zeker moment hoor je tot je verbijstering dat de vijf deelnemers voor jou een verkeerd antwoord geven. Je krabt je eens goed in de ogen en kijkt nog eens naar de lijnstukken op de dia. Je ziet het toch echt goed. Hop, deelnemer vijf is aan de beurt en geeft hetzelfde antwoord als de vorige vier. Het verkeerde antwoord! Nu kijkt de onderzoeker jou aan, jij bent aan de beurt. Wat ga je nu zeggen? Ga je zeggen wat je ziet, of ga je hetzelfde antwoord geven als de anderen?

Wanneer je mensen daadwerkelijk in deze situatie brengt – zoals onderzoeker Asch* deed in de jaren vijftig, gebruik makend van zes medeplichtigen die deden alsof ze mede-deelnemers waren – blijkt dat slechts 25 % van de deelnemers bij zijn eigen oordeel blijft. Driekwart ging minimaal één keer mee met de anderen, terwijl ze toch met hun eigen ogen konden zien dat die het verkeerde antwoord gaven. Dat bleek in een vervolgstudie: mochten ze hun antwoord anoniem op een briefje schrijven, dan schreven ze het goede antwoord op.

De beoordelingstaak in dit onderzoek was zo eenduidig, dat er geen twijfel was over het goede antwoord. Mensen gingen mee met de groep omdat ze bang waren dat ze anders ‘raar’ gevonden werden. Deze vorm van beinvloeding komt vaak voor: mensen willen niet graag het buitenbeentje zijn, daarom passen ze hun gedrag aan aan de groepsnorm. Zelfs als ze het eigenlijk flauwekul vinden. Er zijn natuurlijk ook altijd mensen die zich juist niet aanpassen en tegen de stroom in gaan, omdat ze hun autonomie hoog in het vaandel dragen. Maar die mensen worden juist graag door anderen bewonderd om hun autonomie, en zijn dus eigenlijk zo autonoom omdat ze daarmee waardering van anderen hopen te oogsten. Als de groep A zegt, zeggen zij B, maar zegt de groep B, dan zeggen zij weer A. Lekker autonoom!

Mensen passen zich niet alleen aan uit angst om afwijkend te zijn, ze letten ook op de mening van anderen om erachter te komen wat ze er zelf van denken. Bij de lijnstukken van Asch was de beoordelingstaak heel duidelijk, maar als het gaat om politiek, muziek, mode, beslissingen, keuzes, plannen, dan is er meestal geen ‘goed’ of ‘fout’ antwoord. Juist in zulke onduidelijke situaties letten mensen op wat anderen vinden. Ongemerkt beinvloeden ze elkaar en groeien hun meningen naar elkaar toe. Nederlandse onderzoekers hebben laten zien dat mensen zelfs een Au!-gevoel ervaren als hun mening afwijkend blijkt te zijn. Bij deelnemers die de aantrekkelijkheid van gezichten moesten beoordelen, bleek dat het foutmeldingscentrum in de hersenen werd geactiveerd wanneer de meerderheid een andere mening bleek te hebben, terwijl het beloningscentrum juist minder activiteit liet zien. Het hebben van een afwijkende mening hebben wordt dus ervaren als een soort straf; het is als de onaangename zoemer in een quiz die afgaat zodra het foute antwoord geeft. Dat motiveert mensen om hun mening aan te passen aan de meerderheid.

In Westerse landen vinden we onszelf erg onafhankelijk, maar dat blijkt nogal tegen te vallen. Allerlei dingen die we doen en vinden op basis van onze vermeende individuele voorkeuren – onze keuzes voor muziek, kleding, onze meningen en waarden – zijn in feite heel sterk beinvloed door de groepen waar we in verkeren. Dat biedt perspectieven als je het gedrag van anderen wilt beïnvloeden. Boekverkopers weten dat wanneer ze “Al meer dan 50.000 exemplaren verkocht!” op de cover zetten (vertaling naar het schapenbrein: “als zoveel mensen het kopen, zou jij dat misschien ook moeten doen!”) Wanneer je in een groep of een organisatie een idee kunt creëren over wat ‘men’ vindt, wat de norm is, wat gangbaar is, heb je een krachtiger beinvloedingswapen in handen dan veel mensen lief is.

 

* Asch, S.E. (1956). Studies of independence and conformity: A minority of one against a unanimous majority. Psychological Monographs, 70, Whole No. 461.