Roos Vonk
If you have it, you don't need it.
If you need it, you don't have it.
Deze uitspraak van de Amerikaanse psycholoog Richard Ryan gaat over zelfwaardering. Onzekere mensen stellen zich vaak de vraag ‘Hoe krijg ik meer zelfwaardering?’ Mensen met zelfvertrouwen denken daar zelden over na. Het ís er gewoon en lijkt van binnenuit te komen.
Lijkt, want in feite speelt de omgeving een enorme rol. Als je succesvol en geliefd bent en door anderen wordt gewaardeerd, krijg je van alle kanten de boodschap: ‘Jij doet er toe’. Je gaat op rolletjes. Vergelijk het met de tank van je auto: Heb je benzine zat, dan kun je lekker rijden en om je heen kijken. Is de tank bijna leeg, dan let je de hele tijd op je meter en als je al naar buiten kijkt, wil je alleen weten of er een benzinepomp in zicht is.
Mensen met een lage zelfwaardering doen hetzelfde; ze zoeken naar bevestiging en geruststelling. Maar juist dit soort gedrag, dat op korte termijn het beoogde effect kan hebben, leidt op langere termijn tot verdere ondermijning van de zelfwaardering. Door de behoefte in de smaak te vallen of het goed te doen, richten ze de antenne vooral naar buiten (wat wordt door anderen gewaardeerd?) en verliezen het contact met eigen waarden en drijfveren (waar sta ik voor, waar geloof ik in?). Uiteindelijk is dat toch weer slecht voor de zelfwaardering, waarmee de cirkel rond is: nog meer behoefte aan bevestiging.
Een lage zelfwaardering leidt er ook toe dat mensen veel over zichzelf piekeren (‘Heb ik dat wel goed gedaan’, ‘Zouden ze nu niet denken dat...’) en zich bij allerlei gebeurtenissen afvragen wat het over hèn zegt. Dit kan resulteren in zogenoemd verborgen narcisme, waarbij je zaken te veel op jezelf betrekt. Zit er iemand te gapen als je praat, dan denk je meteen ‘Ik ben saai’ (in plaats van ‘Wat onbeleefd’). Krijg je op een e-mail geen reacties, dan denk je ‘Ze vonden het niks’ (in plaats van ‘Ze hebben het niet gelezen’).
Je vergeet dan dat de wereld niet om jou draait – dat mensen gapen omdat ze moe zijn, niet op mails reageren omdat ze het te druk hebben – en dat anderen ook gewoon met zichzelf bezig zijn en niet met jou. Je energie gaat de verkeerde kant op: naar jezelf in plaats van ‘de zaak’. Je zet je in om te laten zien dat je goed genoeg bent, in plaats van om het doel te bereiken waar het eigenlijk om gaat. Bij het houden van een presentatie bijvoorbeeld, draait al je aandacht om de vraag ‘doe ik het goed?’ en niet om het ‘hogere’ doel, bijvoorbeeld anderen overtuigen en informeren. Als je aandacht dáárop gericht zou zijn, zou je veel geïnspireerder zijn – waarmee de vraag ‘doe ik het goed?’ al overbodig wordt.
De laatste tijd, bij het aanschouwen van het gestrubbel van sommige politieke partijen, dacht ik vaak: politici zijn net mensen, en politieke partijen ook. Staan ze goed in de peilingen, dan blaken ze van zelfvertrouwen en rijden als een zonnetje. Gaat het slecht, dan gaan ze praten over ‘beter communiceren waar we voor staan’ en ze gaan navelstaren rond de absurde vraag ‘wat is ons verhaal’ – een schijnvertoning, want het gaat er vooral om welk verhaal het publiek aanspreekt. Om de vicieuze cirkel van behaagzucht te doorbreken, zouden ze juist moeten luisteren naar de ‘drive’ van binnen, die borrelt, bruist, prikkelt en stuwt – als je er tenminste écht naar luistert, en niet met een schuin oog op de peilingen of gedachten aan een pakkende soundbite over ‘geloven in eigen kracht’.